ECLI:NL:CBB:2021:19
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van het fosfaatrechtenstelsel in relatie tot de Meststoffenwet en de gevolgen voor de bedrijfsvoering van een melkveehouder
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 januari 2021, werd het beroep van appellante, een melkveehouder, ongegrond verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van haar bedrijf was vastgesteld op 9.242 kg. Appellante stelde dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar bedrijf legde, wat zou leiden tot gedwongen bedrijfsbeëindiging. Het College oordeelde echter dat appellante zelf verantwoordelijk was voor haar investeringsbeslissingen en dat de last die het fosfaatrechtenstelsel met zich meebracht niet als buitensporig kon worden aangemerkt. De beoogde uitbreiding van haar bedrijf was grotendeels gerealiseerd vóór de peildatum, en de extra fosfaatrechten die appellante had aangekocht, zouden niet leiden tot een negatief resultaat voor haar bedrijf. Het College concludeerde dat de belangen van het fosfaatrechtenstelsel, dat gericht is op milieubescherming en het voldoen aan de Nitraatrichtlijn, zwaarder wogen dan de belangen van appellante. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor melkveehouders om de risico's van hun investeringsbeslissingen te dragen en bevestigt de rechtmatigheid van het fosfaatrechtenstelsel.