In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 februari 2021, zaaknummer 19/1424, is het beroep van appellante, een melkveehouderij, ongegrond verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op basis van de Meststoffenwet. De minister had het fosfaatrecht vastgesteld op 5.055 kg, rekening houdend met de dieraantallen op de peildatum van 2 juli 2015. Appellante stelde dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legde, vooral omdat zij in 2015 aanzienlijke investeringen had gedaan voor de uitbreiding van haar bedrijf, zonder dat er een bedrijfseconomische noodzaak was voor deze investeringen. Het College oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat de last buitensporig was, en dat de investeringsbeslissingen niet navolgbaar waren gezien de omstandigheden en de bekendheid met de afschaffing van het melkquotum. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen, omdat er geen onrechtmatig besluit was genomen door de minister. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van melkveehouders om de risico's van hun investeringsbeslissingen te dragen, vooral in het licht van veranderende wetgeving en milieueisen.