In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 2 februari 2021, zaaknummer 19/1369, staat de appellante, een melkveehouderij, centraal. De appellante heeft een beroep ingesteld tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante stelt dat zij door het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last ondervindt, omdat zij heeft moeten investeren in een nieuwe stal en deze investeringen niet kan terugverdienen door de beperkingen die het fosfaatrechtenstelsel met zich meebrengt. Het College oordeelt dat de keuze van de appellante om te investeren in de nieuwe stal niet navolgbaar is, gezien de reeds voorziene productiebeperkende maatregelen op het moment van investeren. De appellante had moeten anticiperen op de afschaffing van het melkquotum en de gevolgen daarvan voor haar bedrijfsvoering. Het College verklaart het beroep ongegrond, maar kent de appellante wel een schadevergoeding toe van € 1.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor melkveehouders om bij investeringsbeslissingen rekening te houden met de veranderende wet- en regelgeving en de risico's die daarmee gepaard gaan.