In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 december 2021 uitspraak gedaan in het beroep van V.O.F. [naam 1] tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het beroep betreft de vaststelling van het fosfaatrecht van appellante, die van mening is dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd is met de Nitraatrichtlijn. Appellante betoogt dat het onderscheid tussen zoogkoeien en melk- en kalfkoeien in het fosfaatrechtenstelsel niet in lijn is met de doelstellingen van de Nitraatrichtlijn, en dat dit leidt tot een onterecht lagere toekenning van fosfaatrechten voor haar bedrijf.
De minister heeft in eerdere besluiten het fosfaatrecht vastgesteld op basis van de geregistreerde dieraantallen op 2 juli 2015. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarin het bezwaar tegen het herzieningsbesluit gedeeltelijk gegrond werd verklaard, maar het fosfaatrecht werd gehandhaafd. Tijdens de zitting op 13 oktober 2021 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij ook de aanwezigheid van zoogkoeien in haar registratie aanhaalde.
Het College heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met de Nitraatrichtlijn en dat de keuzes van de wetgever, waaronder het niet reguleren van vleesvee, legitiem zijn. De uitspraak verwijst naar eerdere uitspraken van het College en concludeert dat het fosfaatrecht van appellante correct is vastgesteld, waarbij de zoogkoeien niet onder de definitie van melkvee vallen zoals bedoeld in de Meststoffenwet. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.