ECLI:NL:CBB:2021:102
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van fosfaatrecht op grond van de Meststoffenwet
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 februari 2021, werd het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op basis van de Meststoffenwet. Het College oordeelde dat het fosfaatrechtenstelsel voorzienbaar was en dat appellant niet had aangetoond dat hij een individuele en buitensporige last ondervond. Appellant had in 2015 een aanneemovereenkomst en een financieringsovereenkomst afgesloten voor de uitbreiding van zijn melkveebedrijf, maar het College oordeelde dat hij zich had moeten realiseren dat de afschaffing van het melkquotum en de invoering van het fosfaatrechtenstelsel gevolgen zouden hebben voor zijn bedrijfsvoering. De investeringen die appellant had gedaan, waren niet navolgbaar gezien de omstandigheden en de waarschuwingen die eerder waren gegeven over de te verwachten maatregelen. Het College concludeerde dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wogen dan de belangen van appellant, en dat het bestreden besluit niet in strijd was met het recht op eigendom zoals neergelegd in het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Duuren, met mr. T. Kuiper als griffier.