In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 8 december 2020, zijn de zaken 19/1218, 19/1755 en 20/242 aan de orde. De appellante, een maatschap vertegenwoordigd door ir. S. Boonstra, heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de uitbetaling van betalingsrechten en vergroeningsbetalingen voor het jaar 2018. De minister had in eerdere besluiten de subsidiabele oppervlakten vastgesteld, maar appellante betwistte deze vaststellingen en de daaruit voortvloeiende verrekende bedragen. Het College heeft vastgesteld dat de minister bij de vaststelling van de subsidiabele oppervlakte van perceel 1 onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een lagere oppervlakte is vastgesteld dan in voorgaande jaren. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit 1 in strijd met de Algemene wet bestuursrecht is genomen. Het College heeft het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard, wat ook gevolgen heeft voor de andere bestreden besluiten. De minister moet nu opnieuw beslissen op de bezwaarschriften van appellante, waarbij de eerdere besluiten worden herroepen. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 3.150,-.