ECLI:NL:CBB:2020:822
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Duuren
- N.C.H. Vrijsen
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de vaststelling van het gemiddelde aantal melkkoeien in 2015
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Maatschap [naam 1] en [naam 2] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van het fosfaatrecht. Het geschil ontstond naar aanleiding van een besluit van de minister van 5 januari 2018, waarin het fosfaatrecht van appellante werd vastgesteld op basis van het aantal melkkoeien en de excretie van meststoffen. Appellante was het niet eens met de vaststelling en stelde dat het gemiddelde aantal melk- en kalfkoeien in 2015 onjuist was vastgesteld, wat leidde tot een verlaging van het fosfaatrecht.
Het College oordeelde dat de minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat het gemiddelde aantal melkkoeien correct was vastgesteld. De minister had de gegevens uit het Identificatie- en Registratiesysteem gebruikt en het aantal melkkoeien op de peildatum verhoogd. Appellante voerde aan dat het bestreden besluit in strijd was met het verbod op reformatio in peius, maar het College oordeelde dat de minister bevoegd was om het fosfaatrecht ambtshalve te verlagen, los van het bezwaar van appellante.
Het College concludeerde dat het beroep van appellante ongegrond was, maar dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. Desondanks werd het gebrek gepasseerd omdat appellante niet benadeeld was door de onvolledige motivering. De minister werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van appellante. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige motivering bij bestuursbesluiten, ook al kan een gebrek in de motivering soms worden gepasseerd als de uitkomst niet verandert.