Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2020 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
.
Overwegingen
.Daarbij komt dat geen dierenartsverklaring met betrekking tot de gestelde dierziekte is overgelegd en dat uit de brief van appellante van 23 oktober 2019 volgt dat de ingebruikname van de nieuwe stal niet in 2011 (toen de daling kennelijk al ingezet was) maar in 2013 heeft plaatsgevonden. Het betoog van appellante dat verweerder op grond van de melding van 30 maart 2018 gehouden was om bij de beoordeling van het beroep op de knelgevallenregeling naast het overlijden van de heer [naam 3] in 2013, de gestelde melkproductiedaling na 2011 als een beroep op de bijzondere omstandigheid dierziekte wegens verplaatsing naar de nieuwe stal op te vatten en de mogelijke gevolgen daarvan op de gemiddelde melkproductie per koe te betrekken, faalt dan ook. Het betrekken van de omstandigheid dierziekte naar aanleiding van de melding ter zitting, stuit af op het voorschrift van artikel 23, zesde lid van de Msw in samenhang met artikel 127a Uitvoeringsregeling Msw dat de melding moet zijn gedaan voor 1 april 2018.