In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 oktober 2020, zaaknummer 18/2954, is het betoog van appellante, een melkveehouderij, dat het fosfaatrechtenstelsel ongeoorloofde staatssteun oplevert, verworpen. Het College oordeelt dat het fosfaatrechtenstelsel, dat is ingesteld ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid, is voorzien bij wet en niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP). Appellante heeft niet kunnen aantonen dat het stelsel een individuele en buitensporige last op haar legt. Het College wijst erop dat appellante bij haar uitbreidingsplannen rekening had moeten houden met de risico's die het fosfaatrechtenstelsel met zich meebracht. De uitspraak benadrukt dat niet ieder vermogensverlies als gevolg van het stelsel een buitensporige last vormt en dat ondernemersbeslissingen risico's met zich meebrengen. Het College concludeert dat het bestreden besluit van verweerder, dat het fosfaatrecht van appellante heeft vastgesteld, voldoende gemotiveerd is en dat er geen sprake is van een schending van het eigendomsrecht. De proceskosten worden aan appellante vergoed, maar het verzoek om vergoeding van deskundigenkosten wordt afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.