ECLI:NL:CBB:2020:668
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel in het kader van de Meststoffenwet en de Nitraatrichtlijn
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 oktober 2020, zaaknummer 19/220, staat de beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een melkveehouderij, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante is vastgesteld op 7.911 kg. Dit besluit is genomen op basis van artikel 23, derde lid, van de Meststoffenwet, waarbij de minister het fosfaatrecht per 1 januari 2018 vaststelt in overeenstemming met de forfaitaire productie van dierlijke meststoffen. Appellante betwist de rechtmatigheid van het fosfaatrechtenstelsel en stelt dat het in strijd is met de Nitraatrichtlijn en dat het een ongeoorloofde staatssteun oplevert. Tijdens de zitting op 6 augustus 2020 is appellante niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de minister wel aanwezig was.
Het College overweegt dat het fosfaatrechtenstelsel voldoet aan de eisen van de Nitraatrichtlijn en dat er geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Het College concludeert dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt. De beslissing van appellante om haar bedrijf uit te breiden, is niet navolgbaar gezien de omstandigheden en de waarschuwingen die er waren over de gevolgen van de afschaffing van het melkquotum. Het College oordeelt dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wegen dan de belangen van appellante. Het beroep wordt ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.