ECLI:NL:CBB:2020:634
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van fosfaatrechten in het kader van de Meststoffenwet en de gevolgen voor de melkveehouderij
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 15 september 2020, zaaknummer 18/2892, staat de beoordeling van fosfaatrechten centraal. Appellant, een melkveehouder, heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die zijn fosfaatrecht heeft vastgesteld op basis van de Meststoffenwet. De minister heeft in eerdere besluiten het fosfaatrecht van appellant vastgesteld en later herroepen, waarbij appellant gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. De zaak draait om de vraag of appellant een individuele en buitensporige last ondervindt van het fosfaatrechtenstelsel, dat in 2018 van kracht werd. Appellant stelt dat zijn investeringen in een duurzaam veehouderijsysteem, die hij in 2014/2015 heeft gedaan, niet in lijn zijn met de beperkingen van het fosfaatrechtenstelsel. Het College oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een buitensporige last ondervindt. De investeringsbeslissingen van appellant zijn niet navolgbaar, gezien de omstandigheden en de afschaffing van het melkquotum. Het College concludeert dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wegen dan de belangen van appellant. Het beroep tegen het vervangingsbesluit wordt ongegrond verklaard, en het College draagt de minister op het griffierecht aan appellant te vergoeden en veroordeelt de minister in de proceskosten van appellant.