Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2020 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.Gesteld noch gebleken is dat er een specifieke noodzaak was tot uitbreiding. Verweerder heeft dan ook terecht opgemerkt dat het bedrijf van appellanten niet afwijkt van andere bedrijven die met het oog op het afschaffen van het melkquotum zijn gaan uitbreiden. Verder is ook ter zitting onduidelijk gebleven waarom de uitbreiding van ongeveer 90 naar 155 melkkoeien en van rond de 65 tot 70 naar 85 stuks jongvee op 2 juli 2015 niet was gerealiseerd, ook niet gedeeltelijk, immers de veebezetting op 2 juli 2015 week niet wezenlijk af van die op 1 januari 2013 (3 melkkoeien meer en 3 stuks jongvee minder). Overigens was eind 2015 de veebezetting nog steeds niet substantieel toegenomen (97 melkkoeien en 67 stuks jongvee). De gezondheidsklachten van [naam 2] bieden daarvoor ook geen afdoende verklaring, omdat zijn werkzaamheden voor zover nodig immers door inzet van loonwerkers zijn overgenomen. Andere verklaringen zijn ook ter zitting niet gegeven. Verder blijkt uit het Alfa-rapport niet wat de financiële gevolgen zijn van het bijkopen van (netto) 250 kg fosfaatrecht. Evenmin is in het rapport apart aangegeven welk deel van de investeringen gemoeid is met de grondaankoop, waarvan een gedeelte, gelet op omvang van het veebestand binnen de toegekende en bijgekochte fosfaatrechten, in beginsel overbodig is.