ECLI:NL:CBB:2020:578
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C. Stoové
- C.M.J. Rouwers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel en de gevolgen voor melkveehouders in het licht van eigendomsrechten
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 25 augustus 2020, zaaknummer 19/379, staat de beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een melkveehouder, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar fosfaatrecht is vastgesteld op basis van de dieraantallen op 2 juli 2015. Appellante betoogt dat het fosfaatrechtenstelsel een ongeoorloofde inbreuk maakt op haar eigendomsrecht, zoals neergelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Ze stelt dat de mogelijkheden om melkvee te houden ernstig zijn beperkt en dat er geen schadevergoedingsregeling is getroffen voor de verloren investeringen.
Het College overweegt dat de omstandigheid dat binnen het stelsel niet is voorzien in een categoriale regeling voor bedrijven die financiële verplichtingen zijn aangegaan, op zichzelf geen strijd oplevert met artikel 1 van het EP. Het College concludeert dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt. De investeringsbeslissingen van appellante worden als ondernemersrisico's beschouwd, en het College wijst erop dat de uitbreiding van haar bedrijf in 2014 is gestart, terwijl de afschaffing van het melkquotum en de bijbehorende maatregelen al in zicht waren.
De uitspraak benadrukt dat de bescherming van het milieu en de volksgezondheid, evenals de verplichtingen die voortvloeien uit de Nitraatrichtlijn, zwaarder wegen dan de belangen van appellante. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.