Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2020 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 129,63 +
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 4 augustus 2020, zaaknummer 18/2190, staat de beoordeling van de fosfaatrechten van een melkveehouderij centraal. Appellante, een melkveehouderij die sinds 2011 haar productie heeft verhoogd, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat haar fosfaatrecht vaststelde op 13.481 kg, later verhoogd naar 13.642 kg. Appellante betoogt dat de invoering van het fosfaatrechtenstelsel haar eigendomsrecht aantast en dat zij een individuele en buitensporige last draagt door de generieke korting van 8,3% die op haar fosfaatrecht is toegepast. De rechtbank overweegt dat appellante een riskante bedrijfsstrategie heeft gevoerd door meer koeien te melken dan haar quotum toestond, wat heeft geleid tot aanzienlijke aanloopverliezen. De rechtbank concludeert dat de gekozen strategie niet voldoet aan de eis van navolgbaarheid en dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wegen dan de belangen van appellante. Het beroep wordt ongegrond verklaard, maar het College bepaalt dat het door appellante betaalde griffierecht wordt vergoed en dat verweerder in de proceskosten wordt veroordeeld.