In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 juli 2020, zaaknummer 18/2163, staat de beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een melkveehouderij, heeft beroep ingesteld tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het College oordeelt dat hoewel het fosfaatrechtenstelsel appellante financieel raakt, dit niet leidt tot de conclusie dat er sprake is van een individuele en buitensporige last. Appellante had in 2013/2014 al moeten anticiperen op de gevolgen van de afschaffing van het melkquotum en de daarmee samenhangende maatregelen. De investeringen die appellante heeft gedaan, zijn niet navolgbaar gezien de waarschuwingen die in de periode voorafgaand aan haar uitbreidingsplannen zijn gegeven. Het College concludeert dat appellante zelf de risico's van haar investeringsbeslissingen draagt en dat de bescherming van het milieu en de volksgezondheid zwaarder weegt dan haar belangen. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Wel wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.050,-.