ECLI:NL:CBB:2020:451
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vaststelling en proceskostenveroordeling in de melkveehouderij
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stille maatschap [naam 1], [naam 2] en [naam 3] (appellante) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (verweerder) over de vaststelling van het fosfaatrecht. Appellante had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin het fosfaatrecht was vastgesteld op basis van de Meststoffenwet en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet. De kern van het geschil betrof de peildatum voor de vaststelling van de fosfaatruimte, waarbij appellante betoogde dat de grondgebondenheid niet enkel op de peildatum van 15 mei 2015 beoordeeld moest worden, maar over het gehele jaar 2015, inclusief de percelen verkregen uit een ruilverkaveling. Het College oordeelde dat de wet geen ruimte biedt voor een andere peildatum dan 15 mei 2015 en dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van het Uitvoeringsbesluit. Het College concludeerde dat appellante geen rechten kon ontlenen aan de door haar aangevoerde argumenten en dat de generieke korting op het fosfaatrecht niet als een individuele en buitensporige last kon worden aangemerkt. Het beroep werd ongegrond verklaard, maar het College bepaalde dat het door appellante betaalde griffierecht vergoed moest worden en verweerder in de proceskosten moest worden veroordeeld.