Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
de Autoriteit Consument en Markt (ACM)
[naam 1] B.V., te [plaats 1] ,
[naam 1] enACM.
Procesverloop in hoger beroep
ACM heeft [naam 1] een boete opgelegd van € 694.000,-, waarbij ACM [naam 1] B.V. hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de gehele boete en [naam 2] B.V. naar rato van de aan haar toegerekende periode van overtreding voor een bedrag van € 201.000,-.
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
ACM voert verder aan dat de rechtbank het totaalplan ten onrechte heeft geformuleerd als “de onderlinge afspraak om de onderlinge concurrentiedruk te verminderen”. ACM heeft in het besluit aangegeven dat sprake was van een totaalplan “om de onderlinge concurrentiedruk te beperken”. De gedragingen die onder het totaalplan vallen betreffen alle gedragingen die worden genoemd in paragraaf 5.1.1 van het besluit, niet alleen de onderlinge afspraak met betrekking tot de zogenoemde derde optie. De rechtbank heeft ten onrechte de achteraf gegeven subjectieve intentie van [naam 1] doorslaggevend geacht bij de beoordeling of de gedragingen wegens hun gemeenschappelijk doel deel uitmaken van een totaalplan. De rechtbank heeft zich in haar oordeel alleen gebaseerd op de door betrokkenen afgegeven verklaringen voor het onderlinge contact over actuele klanten, actuele offertes en actuele tarieven en vermeldt niet de uitwisseling van andere concurrentiegevoelige informatie. De rechtbank heeft het bewijs voor het totaalplan onvolledig weergegeven. Het bewijs omvat alle gedragingen over acht actuele “top 10” klanten alsmede de uitwisseling van andere concurrentiegevoelige informatie.
De rechtbank heeft verder miskend dat, omdat het contact mogelijk plaatsvond met het oog op de mogelijke (niet gerealiseerde) concentratieplannen, dit nog niet het mededingingsbeperkende doel daarvan wegneemt, en dat met deze gedragingen (ook) werd beoogd de onderlinge concurrentiedruk te verminderen. Zo lang twee ondernemingen nog niet geconcentreerd zijn is sprake van twee zelfstandige concurrerende ondernemingen die zelfstandig gedrag moeten vertonen. Ook dan mogen zij niet in strijd met het kartelverbod concurrentiegevoelige informatie uitwisselen. Een beperkt aantal gedragingen/contacten valt wellicht (ook) te verklaren vanuit de concentratieplannen, zoals de informatie-uitwisseling tijdens de bijeenkomst op 31 juli 2006 in [plaats 7] en de brief van 16 november 2009 waarin [naam 8] afstand neemt van de intentieovereenkomst en de samenwerking op dit project beëindigde. Deze laatste brief echter is door ACM slechts als einddatum van de overtreding genomen en niet als bewijs van een gedraging die deel uitmaakt van de een enkele voortdurende inbreuk. De andere contacten over tarieven, offertes en andere concurrentiegevoelige informatie van actuele klanten gingen veel verder dan noodzakelijk was voor de informatie-uitwisseling over toekomstige concentratieplannen.
Een van de belangrijkste fouten van ACM is haar opvatting dat [naam 8] en [naam 7] zich sinds de bijeenkomst op 31 juli 2006 in [plaats 7] gebonden zouden achten om offerteaanvragen af te stemmen en concurrentiegevoelige informatie uit te wisselen. Uiteindelijk is ACM hierop teruggekomen en heeft zij enkel nog betoogd dat [naam 8] en [naam 7] zich sindsdien “gebonden achten”. De derde optie die wordt genoemd in het verslag van de bijeenkomst in [plaats 7] hield niet meer in dan dat partijen na een juridische fusie zouden kijken welke klanten het beste zouden passen op welke locatie. Er was geen afspraak om de onderlinge concurrentiedruk te verminderen. Met het wegvallen van de vermeende afspraak als onderdeel van het totaalplan is niet alleen ACM’s gestelde totaalplan, maar ook de betekenis en duur van de overtreding, het boetebedrag en tal van andere onderdelen van het besluit wezenlijk anders geworden. ACM doet nu in hoger beroep voorkomen alsof de vermeende incidentele contacten over offerteaanvragen (en informatie-uitwisseling) op zichzelf geacht werden deel uit te maken van een totaalplan. Dat is niet juist en ook niet wat ACM [naam 1] in de besluiten ten laste heeft gelegd.
De rechtbank heeft het bewijs niet onvolledig weergegeven. Het kunstmatige onderscheid tussen offerteaanvragen en informatie-uitwisseling is enkel bedoeld om de enkele voortdurende overtreding op te rekken. Het betreft in het merendeel precies hetzelfde contact en dus ook dezelfde gedraging. Uitsluitend bij het incidentele contact tussen [naam 8] en [naam 4] kunnen vraagtekens worden gezet. Het gaat om een minimaal aantal contacten (zeker afgezet tegen de honderden offertes die [naam 8] en [naam 7] jaarlijks uitbrachten), die grotendeels moeten worden gezien in het licht van de reguliere samenwerking en/of mogelijke nieuwe samenwerkingsplannen, bijvoorbeeld omdat er exclusiviteit met een klant was afgesproken, er sprake was van overflow of indien dit relevant was voor de inbreng in de joint venture. Deze incidentele contacten over offertes tussen [naam 8] en [naam 4] moeten los worden gezien van de legitieme contacten over en de legitieme doelstelling van een joint venture. ACM heeft nagelaten dit onderscheid te maken. De rechtbank mocht oordelen en heeft terecht geoordeeld dat, nu er een alternatieve verklaring bestaat voor het doel van de vermeende gedragingen, ACM onvoldoende heeft aangetoond dat diezelfde gedragingen alle (ook) passen binnen het totaalplan.
Beslissing
- heropent het onderzoek;
- stelt [naam 1] in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze beslissing een schriftelijke zienswijze in te dienen;
- stelt ACM in de gelegenheid om binnen vier weken na ontvangst van de zienswijze van [naam 1] daarop schriftelijk te reageren;
- houdt iedere verdere beslissing aan.