Volgens ACM blijkt uit een viertal interne e-mailberichten van een directeur van [C] en een intern e-mailbericht van [persoon B] dat de betrokken ondernemingen zich na de bijeenkomst op 31 juli 2006 gebonden voelden aan de derde optie voor samenwerking en het doel nastreefden om de onderlinge concurrentiedruk te beperken. Het betreft:
Een intern e-mailbericht van 15 januari 2007 van [persoon D] :
“Afgelopen donderdag 1,5 uur met [persoon B] tel gesproken; eerst over douanerie zaken en later over verdeling zeggenschap [Z] . Zoals bekend hebben wij aangedrongen op 20% [A] 20% [E] en 60% [C] . Dit is onbespreekbaar. (...) snapte uiteindelijk dat indien wij niet meedoen er weer een concurrentiestrijd ontstaat.
(…) indien zij zouden bouwen zonder ons hebben wij er absoluut last van; geen info-uitwisseling meer en zouden wij [Y] er uit laten brengen wij feitelijk niets in maar hebben we wel een aandeel…. Aan de andere kant snappen zij goed dat bij concurrentie (ik noemde prijzen -30% wat wij zouden kunnen aanbieden in [Y] ) het heel veel geld kan kosten (…)”.
Een intern e-mailbericht van 8 december 2008 van een directeur van [C] :
“ (…) wat niet opgeschreven is maar wat [voornaam persoon A] belangrijk vindt: we kunnen de concurrentie beperken op deze manier (is zeer tevreden met tandem [voornamen persoon D/persoon B] ).”
Intern e-mailbericht van 9 juli 2008 van een directeur van [C] :
“(…) Wij hebben naar mijn mening gelukkig niet zitten wachten op [voornaam] maar zijn zelf doorgegaan (met [naam] en projectorganisatie alsof het met [E] niets zou worden). Neemt niet weg dat we denk ik moeten proberen in contact te blijven en vast te houden aan de [Z-afspraak] waarbij wij geen haast hebben. Verder hebben wij voordeel bij de tandem [voornamen persoon D/persoon B] .”
Intern e-mailbericht van 16 juli 2008 van een directeur van [C] :
“(…) Heb hem [ [persoon A] ] over onze belangstelling verteld om betrokken te zijn bij [E] en ook geschetst hoe niet-samenwerken erg veel kan kosten. Is zeer te spreken over samenwerking [voornamen persoon D/persoon B] ”
Intern e-mailbericht van 24 juli 2008 van [persoon B] :
“(…) Ik moet eerlijk zeggen dat het contact erg goed is, want zij geven zich volledig bloot wat ze [ [C] ] aan het doen zijn in de markt met klanten. Hierdoor kunnen we ook naar de toekomst toe beter performen met onze tariefstelling.”
Volgens ACM blijkt uit deze bewijsmiddelen dat de betrokken ondernemingen los van de lopende gesprekken over samenwerking tussen [A] en [C] (nieuwbouw in [Z] of samenvoegen locaties [Y] en [X] ) al uitvoering gaven aan de hiervoor
genoemde derde samenwerkingsoptie om de onderlinge concurrentiedruk te beperken. Dat
gebeurde door dezelfde “tandem” die ook verantwoordelijk was voor het uitwerken van de
andere vormen van samenwerking tussen [A] en [C] (zoals overeengekomen op
31 juli 2006): [persoon B] en [persoon D] .