In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 31 maart 2020, zaaknummer 18/1020, staat het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een melkveehouderij, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante werd vastgesteld op basis van de dieraantallen op 2 juli 2015. Appellante betoogt dat het fosfaatrechtenstelsel een ongeoorloofde inbreuk op haar eigendomsrecht vormt, omdat het haar een individuele en buitensporige last oplegt. Ze stelt dat de wet had moeten voorzien in een alternatieve peildatum in de toekomst, maar het College oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het stelsel haar onevenredig benadeelt.
Het College verwijst naar eerdere uitspraken en heropeningsbeslissingen, waarin is geoordeeld dat het fosfaatrechtenstelsel, inclusief de peildatum, verenigbaar is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het College concludeert dat er geen wettelijke grondslag is voor het hanteren van alternatieve peildata en dat appellante onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar stelling te onderbouwen. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk wordt verklaard en het beroep tegen het vervangingsbesluit ongegrond is.