ECLI:NL:CBB:2020:185
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- I.M. Ludwig
- E.D.H. Nanninga
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van fosfaatrechten en de gevolgen van investeringsbeslissingen voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 24 maart 2020, zaaknummer 18/2161, staat de beoordeling van fosfaatrechten centraal. Appellante, een melkveehouderij, had een beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante was vastgesteld op 2.741 kg. Appellante had eerder een uitbreiding van haar bedrijf gepland, van 74 naar 185 melk- en kalfkoeien, en had hiervoor een nieuwe ligboxenstal gefinancierd. De investeringsbeslissing werd genomen in een periode van onzekerheid na de afschaffing van het melkquotum, waarbij de overheid al eerder had gewaarschuwd voor mogelijke productiebeperkende maatregelen. Het College oordeelde dat appellante zelf de gevolgen van haar investeringsbeslissingen draagt en dat de nadelige gevolgen van haar beslissing om uit te breiden niet op het collectief kunnen worden afgewenteld. Het College concludeerde dat er geen sprake was van een individuele en buitensporige last voor appellante, en dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met het recht op eigendom zoals neergelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De uitspraak leidde tot de beslissing dat het beroep ongegrond werd verklaard, maar dat het door appellante betaalde griffierecht werd vergoed en dat verweerder in de proceskosten werd veroordeeld.