ECLI:NL:CBB:2020:106
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijke fout bij aanvraag vergroeningsbetaling GLB 2017
In deze zaak heeft de Maatschap [naam 1] beroep ingesteld tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de afwijzing van hun aanvraag voor vergroeningsbetaling voor het jaar 2017. De minister had in het primaire besluit van 9 april 2018 vastgesteld dat de appellante niet voldeed aan de eisen voor het ecologisch aandachtsgebied, omdat de opgegeven oppervlakte van 1,44 ha niet in aanmerking werd genomen. Dit was het gevolg van het feit dat een vanggewas na mais op uitspoelingsgevoelige gronden niet meetelt voor de invulling van het ecologisch aandachtsgebied. Appellante stelde dat er sprake was van een kennelijke fout in de Gecombineerde opgave 2017, omdat zij ook andere percelen had ingezaaid die voldeden aan de eisen, maar deze niet had opgegeven.
Tijdens de zitting op 22 oktober 2019 heeft het College het onderzoek heropend en aanvullende vragen gesteld aan de minister. De minister heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de aanvraag van appellante geen tegenstrijdigheden bevatte en dat de verantwoordelijkheid voor een correcte invulling van de aanvraag bij appellante lag. Het College heeft overwogen dat de aanvraag van appellante logisch en samenhangend was, maar dat er geen sprake was van een kennelijke fout. De melding in de Gecombineerde opgave dat appellante voldeed aan de norm voor ecologisch aandachtsgebied was enkel gebaseerd op de door appellante ingevulde gegevens.
Uiteindelijk heeft het College geoordeeld dat de minister terecht de aanvraag om uitbetaling van de vergroeningsbetaling heeft afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan de vereisten voor het ecologisch aandachtsgebied. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.