ECLI:NL:CBB:2020:100
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- I.M. Ludwig
- M.A.A. Traousis
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de toepassing van de Meststoffenwet in het kader van individuele lasten
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 18 februari 2020, zaaknummer 18/2582, staat de toepassing van het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellant, een melkveehouder, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn fosfaatrecht is vastgesteld. Appellant betoogt dat hij door het fosfaatrechtenstelsel wordt getroffen in zijn stalcapaciteit en dat dit leidt tot een individuele en buitensporige last. Hij stelt dat hij medeverantwoordelijk is voor de ontwikkeling van het melkveehouderijdeel van zijn bedrijf, dat hij samen met zijn broer heeft gerund, en dat de ziekte van zijn broer een belangrijke factor is geweest in de niet-realisatie van de bedrijfsontwikkeling.
De minister heeft het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, waarbij hij de generieke korting van 8,3% heeft toegepast. Appellant heeft aangevoerd dat zijn bedrijf grondgebonden is en dat de minister ten onrechte de korting heeft toegepast. Het College overweegt dat het aan appellant is om aannemelijk te maken dat hij grondgebonden opereert, wat hij niet heeft gedaan. Ook zijn argumenten over de knelgevallenregeling en de melkproductie worden door het College niet gevolgd, omdat appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd.
Het College concludeert dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met het recht op eigendom en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een individuele en buitensporige last ondervindt. De beroepsgronden van appellant slagen niet, maar het College constateert wel dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Desondanks wordt het beroep ongegrond verklaard, en wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van appellant.