7.1Onvoorzien
7.1.1
Indien er zich situaties voordoen die niet zijn voorzien in de bepalingen van deze code, bepaalt de netbeheerder welke maatregelen nodig zijn, rekening houdend met de technische hoedanigheden van de installatie van de desbetreffende aangeslotene en de belangen van alle aangeslotenen.”
6. Ter beoordeling van het College staat, gelet op het in artikel 51 van de E-wet bepaalde, of ACM terecht heeft vastgesteld dat Liander niet aan zijn verplichtingen op grond van artikel 24 van de E-wet jo artikel 6.3.1 van de Netcode heeft voldaan door Meerwind geen compensatievergoeding uit te betalen wegens de storing in de aansluitkabel van Meerwind op het netwerk van Liander van 10 tot en met 24 oktober 2016. De uitleg van de ATO en de aan die overeenkomst verbonden gevolgen is aan de civiele rechter (zie de uitspraak van het College van 18 april 2014, ECLI:NL:CBB:2014:149, rov. 4.3). 7. Volgens artikel 6.3.1 van de Netcode betaalt de netbeheerder, uitgezonderd de in 6.3.2 van de Netcode genoemde omstandigheden, aan aangeslotenen op zijn net bij wie de transportdienst ten gevolge van een storing wordt onderbroken, een compensatievergoeding uit. Niet in geschil is dat Meerwind is aangesloten op een net waarvan Liander de netbeheerder is. Verder staat vast dat de transportdienst wegens een storing is onderbroken. Dat betekent dat aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 6.3.1 van de Netcode is voldaan. Voor zover Liander betoogt dat geen sprake is van onderbreking van de transportdienst, volgt het College dit betoog niet. Onder transportdienst wordt volgens de Begrippencode elektriciteit (Stcrt. 2016, 21418) verstaan het transporteren van elektriciteit van producenten naar verbruikers door gebruik te maken van het net. In dit geval staat vast dat het transporteren van elektriciteit van Meerwind over het net van Liander naar verbruikers is onderbroken. Artikel 6.3.1 van de Netcode maakt, anders dan Liander stelt, voor de toepasselijkheid van de compensatieregeling geen onderscheid naar categorieën gebruikers of aansluitingen. Daarbij betrekt het College dat de compensatieregeling zijn grondslag vindt in artikel 17, aanhef en onder a, van de Regeling, dat zonder nadere restricties bepaalt dat de afnemer recht heeft op financiële compensatie bij storingen die tot een onderbreking van het transport van elektriciteit leiden. Anders dan Liander stelt, is dan ook niet relevant of de aansluiting van Meerwind al dan niet een maatwerkaansluiting betreft, dan wel of het, zoals Liander ter zitting heeft aangevoerd, een grootverbruikaansluiting betreft als bedoeld in het (eerst) per 22 oktober 2019 geldende artikel 8.4 van de Netcode. Ook de stelling dat artikel 6.3.1 van de Netcode niet geldt voor storingen die zich (enkel) voordoen in de aansluiting, wordt niet gevolgd. Zoals het College al eerder heeft geoordeeld, bestaat geen grond voor het oordeel dat de aansluiting niet tot het net zou behoren (zie de uitspraak van het College van 24 september 2014, ECLI:NL:CBB:2014:370). De verwijzing van Liander naar de definitie van het begrip “correctief onderhoud” in artikel 2.3.5.6, aanhef en onder b, van de TCE mist voorts betekenis. Uit de omstandigheid dat werkzaamheden die dienen om storingen in de aansluiting op te heffen, onder de aansluitdienst vallen waarvoor de periodieke aansluitvergoeding (PAV) in rekening wordt gebracht, volgt niet dat voor storingen in de aansluiting de compensatieregeling niet van toepassing zou zijn. 8. Volgens artikel 6.2.7 van de Netcode kunnen voor een of meer van de in 6.2.3, 6.2.4 of 6.2.5 genoemde kwaliteitscriteria afwijkende afspraken worden gemaakt. Voor zover dat is gebeurd, zijn deze afspraken van toepassing in plaats van de in de betreffende artikelen genoemde kwaliteitscriteria. Liander betoogt dat in dit geval met de afspraak over afstand van de compensatievergoeding is afgeweken van de in artikel 6.2.3 genoemde kwaliteitseis omtrent de compensatievrije hersteltermijn, zodat de compensatieregeling in dit geval niet van toepassing is. Dit betoog geeft blijk van een onjuiste uitleg van de betreffende bepalingen van de Netcode. Artikel 6.2.7 van de Netcode biedt, gelet op de bewoordingen van die bepaling, niet de mogelijkheid dat een afspraak wordt gemaakt met de strekking dat de compensatieregeling – vanwege het niet van toepassing zijn van een hersteltermijn – in het geheel niet van toepassing zou zijn. De door Liander bepleite uitleg van dit artikel sluit ook niet aan bij artikel 31, eerste lid, aanhef en onder f, van de E-wet, dat uitdrukkelijk bepaalt dat de kwaliteitscriteria waaraan netbeheerders moeten voldoen in ieder geval betrekking hebben op het verhelpen van storingen in het transport van elektriciteit en het voorzien in compensatie bij ernstige storingen. Hiermee strookt immers niet dat de Netcode erin zou voorzien dat kan worden afgesproken dat de toepasselijkheid van de compensatieregeling wordt uitgesloten, ook niet indien die afspraak zou worden beperkt tot storingen die zich voordoen in een enkelvoudige aansluiting. Zoals in de memorie van toelichting bij artikel 31 van de E-wet is vermeld (in het voorstel 26; TK 1998-1999, 26 303, nr. 3, blz. 25), berusten de voorwaarden (neergelegd in de Netcode) op een publiekrechtelijke grondslag en is het netbeheerders niet toegestaan daarvan ten gunste of ten koste van afnemers af te wijken. Dat Meerwind contractueel afstand zou hebben gedaan van haar aanspraak op de compensatieregeling, wat daarvan gelet op het door haar gemaakte voorbehoud ook zij, maakt dus niet dat Liander niet verplicht zou zijn tot uitbetaling op grond van de compensatieregeling. Verder wijst het College erop dat volgens bovengenoemde bepalingen afwijkende afspraken kunnen worden gemaakt over de hersteltermijn, door bijvoorbeeld in een concreet geval een langere hersteltermijn overeen te komen in de aansluit- en transportovereenkomst. Voor zover Liander betoogt dat de in dit geval van toepassing zijnde compensatievrije hersteltermijn van twee uur in dit geval onredelijk kort was, geldt dat zij in het kader van de onderhandelingen over de ATO op de voet van deze bepalingen had kunnen voorstellen een langere hersteltermijn af te spreken.
9. Onder de in artikel 6.3.2 van de Netcode genoemde omstandigheden is de netbeheerder niet verplicht tot uitbetaling van de compensatievergoeding. Het betoog van Liander dat in dit geval sprake is van onder b van deze bepaling genoemde omstandigheden, volgt het College niet. Volgens de tekst van dit artikellid moet het niet binnen de compensatievrije termijn hersteld zijn van de storing zijn veroorzaakt door een extreme situatie, waarmee wordt bedoeld een incident dat zo weinig voorkomt dat het oneconomisch zou zijn om daarmee rekening te houden in de reguleringssystematiek en dat bovendien niet beïnvloed kan worden door de netbeheerder. Hierbij kan gedacht worden, zo is in de bepaling vermeld, aan aardbevingen, overstromingen, uitzonderlijke weersomstandigheden, terroristische aanslagen en oorlog. De oorzaak van de storing in dit geval, te weten een gestuurde boring, valt evident niet in deze categorie, nu boringen niet zelden een oorzaak zijn van transportonderbrekingen. Ook de omstandigheid dat sprake is van een enkelvoudige aansluiting is naar het oordeel van het College geen extreme situatie, nu geen sprake is van een incident dat niet beïnvloed kan worden door de netbeheerder. Ten slotte acht het College in dit toetsingskader evenmin van belang dat de werkzaamheden door een onderaannemer werden uitgevoerd en Liander niet aanwezig was bij de gestuurde boring. Dat een netbeheerder bij uitbesteding van zijn taken de verantwoordelijkheid behoudt voor de volledige en juiste uitvoering van de desbetreffende taken, volgde ten tijde van belang uit artikel 16Aa, derde lid, onder a, van de E-wet.
10. Liander stelt zich voorts op het standpunt dat in dit geval sprake is van een onvoorziene situatie, met als gevolg dat de netbeheerder volgens 7.1.1 van de Netcode bepaalt welke maatregelen nodig zijn, rekening houdend met de technische hoedanigheden van de installatie van de desbetreffende aangeslotene en de belangen van alle aangeslotenen. Als gevolg daarvan zou volgens Liander in dit geval de compensatieregeling niet van toepassing moeten zijn. Dit standpunt wordt door het College niet gevolgd. Dat een storing is opgetreden die moet worden hersteld en die schade heeft veroorzaakt, is geen onvoorziene situatie als bedoeld in dit artikel, maar nu juist een situatie waarin de Netcode wel voorziet, en wel met (onder meer) een compensatieregeling.
11. Het betoog dat toepassing van artikel 6.3.1 van de Netcode leidt tot een ongelijke behandeling tussen aangeslotenen met een standaardaansluiting enerzijds en een maatwerkaansluiting anderzijds, dan wel tot een onevenredige uitkomst, wordt niet gevolgd. Daartoe overweegt het College allereerst dat de compensatieregeling blijkens artikel 17, aanhef en onder e, van de Regeling een forfaitair karakter heeft, zodat de enkele omstandigheid dat de compensatie hoger zou uitvallen dan de daadwerkelijk geleden schade niet meebrengt dat toepassing van de compensatieregeling onredelijk zou zijn. Dat de hersteltermijn van twee uur in geval van een enkelvoudige aansluiting eenvoudigweg onhaalbaar zou zijn voor het herstel, zoals Liander betoogt, leidt, gelet op dit uitgangspunt, op zichzelf ook niet tot het oordeel dat de compensatieregeling onevenredig zou zijn. Van bijkomende omstandigheden die in dit geval zouden leiden tot het oordeel dat sprake is van een onevenredige regeling, is niet gebleken. Daarbij acht het College van belang dat de regeling de mogelijkheid kent om afwijkende afspraken te maken over de lengte van de compensatievrije hersteltermijn. Voor een dergelijke afspraak zou bijvoorbeeld aanleiding kunnen zijn naar gelang de technische mogelijkheden om de onderbreking snel op veilige wijze op te heffen beperkter zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een aansluiting met een enkelvoudige kabelverbinding zonder storingsreserve. ACM heeft er voorts terecht op gewezen dat Liander, voor zover zij de toepasselijkheid van de Netcode op dit punt voor enkelvoudige aansluitingen minder passend acht, een voorstel tot wijziging kan doen. Voor de juistheid van de stelling van Liander dat de toepassing van de regeling op de door ACM voorgestane wijze zou leiden tot misbruik en gaming, bestaan, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, evenmin aanknopingspunten.
12. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.