In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 24 september 2014, in de zaak tussen Liander N.V. en de Autoriteit Consument en Markt (ACM), wordt de vraag behandeld of Liander compensatie moet betalen aan Ho-Wo-123 v.o.f. voor een onderbreking van de transportdienst als gevolg van een storing in het net. De zaak is ontstaan na een klacht van Ho-Wo over een storing die optrad in de aansluiting van hun windturbine op het net van Liander. De ACM had eerder vastgesteld dat Liander compensatie verschuldigd was op basis van artikel 6.3.1 van de Netcode, maar Liander betwistte dit en stelde dat de compensatieregeling alleen van toepassing is op storingen in het net zelf, niet in de aansluiting.
Het College overweegt dat de aansluiting, zoals gedefinieerd in de wet, onderdeel uitmaakt van het net. De uitspraak van het College van 5 november 2003 wordt aangehaald, waarin werd geoordeeld dat de aansluiting tot het net moet worden gerekend. Liander's argumenten dat de compensatieregeling niet van toepassing zou zijn op defecten in de aansluiting worden verworpen. Het College concludeert dat de ACM terecht heeft geoordeeld dat Liander compensatie moet betalen aan Ho-Wo voor de onderbreking die optrad vanaf 15 februari 2011 tot 24 februari 2011.
De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep van Liander ongegrond is verklaard en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters in aanwezigheid van de griffier.