ECLI:NL:CBB:2014:370

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 september 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
AWB 13/800
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatievergoeding bij storing in aansluiting op elektriciteitsnet

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 24 september 2014, in de zaak tussen Liander N.V. en de Autoriteit Consument en Markt (ACM), wordt de vraag behandeld of Liander compensatie moet betalen aan Ho-Wo-123 v.o.f. voor een onderbreking van de transportdienst als gevolg van een storing in het net. De zaak is ontstaan na een klacht van Ho-Wo over een storing die optrad in de aansluiting van hun windturbine op het net van Liander. De ACM had eerder vastgesteld dat Liander compensatie verschuldigd was op basis van artikel 6.3.1 van de Netcode, maar Liander betwistte dit en stelde dat de compensatieregeling alleen van toepassing is op storingen in het net zelf, niet in de aansluiting.

Het College overweegt dat de aansluiting, zoals gedefinieerd in de wet, onderdeel uitmaakt van het net. De uitspraak van het College van 5 november 2003 wordt aangehaald, waarin werd geoordeeld dat de aansluiting tot het net moet worden gerekend. Liander's argumenten dat de compensatieregeling niet van toepassing zou zijn op defecten in de aansluiting worden verworpen. Het College concludeert dat de ACM terecht heeft geoordeeld dat Liander compensatie moet betalen aan Ho-Wo voor de onderbreking die optrad vanaf 15 februari 2011 tot 24 februari 2011.

De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep van Liander ongegrond is verklaard en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 13/800
18050

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 september 2014 in de zaak tussen

Liander N.V (Liander), te Arnhem, appellante

(gemachtigde: mr. S.M. Goossens),
en

de Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster

(gemachtigde: mr. R. Hoepelman).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:

Ho-Wo-123 v.o.f (Ho-Wo), te Zeewolde,

(gemachtigde: M. Pueper).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2013 (het bestreden besluit) heeft ACM op grond van artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 (Wet) beslist op een klacht van Ho-Wo.
Liander heeft tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend met het verzoek dit door te zenden ter behandeling als rechtstreeks beroep. ACM heeft ingestemd met het verzoek.
ACM heeft een verweerschrift ingediend.
Ho-Wo heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2014. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor Liander zijn verder verschenen
mr. S.D.A. Vuyk en voor ACM mr. E. Mollen en ing. A. Mithe.

Overwegingen

1.
Ho-Wo is exploitant van een windturbine in Zeewolde. Deze windturbine is via een aansluiting als bedoeld in bijlage A, paragraaf 4 van de TarievenCode aangesloten op het middenspanningsnet van Liander. Ho-Wo voedt elektriciteit in op het net van Liander. Ten behoeve van de aansluiting is in de middenspanningsruimte een middenspanningsinstallatie geplaatst. In de middenspanningsinstallatie bevindt zich onder andere een zogeheten SVS-lastscheider. Aansluitend op de middenspanningsruimte bevinden zich een tranformatorruimte met een transformator en een laagspanningsruimte met daarin een laagspanningsinstallatie. De windturbine van Ho-Wo heeft in februari 2011 enige tijd stilgestaan. Op 11 februari 2011 heeft Ho-Wo aan Liander gemeld, dat in de transformatorruimte van de windturbine een dode muis lag. Op 15 februari 2011 heeft een monteur van Liander in de tranformatorruimte van de windturbine een dode muis aangetroffen. Om deze veilig te verwijderen was het noodzakelijk om met behulp van de SVS-lastscheider de ruimte bij de transformator spanningsloos te maken. De monteur heeft op 15 februari 2011 om 14.42 uur de SVS-lastscheider uitgeschakeld. Bij het opnieuw inschakelen van de SVS-lastscheider op 15 februari 2011 omstreeks 15:00 bleek dat sprake was van een defect in de SVS-lastscheider, waardoor de aansluiting van HoWo niet onder spanning kon worden gebracht.
Op 15 februari 2011 heeft Liander telefonisch aan Ho-Wo laten weten dat om de SVS-lastscheider te kunnen repareren het dak van de middenspanningsruimte diende te worden verwijderd en dat deze reparatie meerdere dagen in beslag zou nemen. Op 18 februari 2011 heeft Ho-Wo in verband met de stilstand van de windturbine en de door de windturbine noodzakelijk te maken omwentelingen een aggregaat geplaatst. Op 24 februari 2011 heeft Liander de reparatie van de SVS-lastscheider voltooid met als gevolg dat de spanning in de aansluiting kon worden hersteld en Ho-Wo weer elektriciteit op het net van Liander kon leveren.
2.
Bij het bestreden besluit heeft ACM, naar aanleiding van de desbetreffende klacht van Ho-Wo, vastgesteld dat Liander aan Ho-Wo op grond van artikel 6.3.1, aanhef en onder b.iii van de Netcode een compensatie dient te betalen in verband met een onderbreking van de transportdienst als gevolg van een storing in het net van Liander (waarvan de aansluiting van Ho-Wo deel uitmaakt) te rekenen vanaf 15 februari 2011, 17.00 uur tot 24 februari 2011 9.40 uur.
3.
Artikel 6.3.1, aanhef en onder b iii van de Netcode bepaalt, voor zover hier van belang, dat de netbeheerder aan aangeslotenen op zijn net bij wie de transportdienst wordt onderbroken ten gevolge van een storing in het net een compensatievergoeding moet betalen. Per aansluiting op een net met een spanningsniveau van 1kV tot 35 kV bedraagt de vergoeding € 0,- bij een onderbreking korter dan 2 uur, dan wel € 910,- bij een onderbreking van 2 tot 8 uur, vermeerderd met € 500,- voor elke volgende aaneengesloten periode van 4 uur.
4.1
Liander meent dat ACM een onjuiste invulling geeft aan artikel 6.3.1 van de Netcode door aan te nemen dat een storing in de ‘aansluiting’ heeft te gelden als een storing in het ‘net’. Liander betoogt dat de compensatieregeling uitsluitend is bedoeld voor storingen in het net, daaronder niet begrepen de aansluiting. Volgens Liander blijkt uit tekst, totstandkoming en ratio van de compensatievergoedingsregeling dat deze alleen ziet op storingen die hun oorsprong vinden in de netten, en niet in de aansluiting. De compensatieregeling is, aldus Liander, bedoeld voor storingen in netkabels of andere componenten die dienen voor transport naar meer dan één afnemer en niet voor storingen in de aansluiting. Deze bedoeling blijkt volgens Liander ook uit de korte duur van de in de Netcode opgenomen compensatievrije hersteltijd en uit het feit dat het onderhoud van de aansluitingen van een afnemer niet wordt gedekt door de transportkosten. Liander meent dat aangezien de Wet thans het begrip ‘directe lijn’ kent de redenering van het College in de uitspraak van 5 november 2003 (ECLI:NL:CBB:2003:AO0894), die leidde tot gelijkstelling van de begrippen ‘aansluiting’ en ‘net’ ten behoeve van de beheertaak van de netbeheerder, niet langer opgaat. Liander voert verder aan dat de beheersmatige netdefinitie die voortvloeit uit deze uitspraak niet op andere gebieden kan worden doorgetrokken. Als ‘aansluiting’ hetzelfde zou zijn als ‘net’ zou ook de eigendom van de aansluiting en het net in één hand moeten zijn. Daarnaast wijst Liander er op dat op grond van het systeem van de Wet, de daarop gebaseerde regelgeving, vaste beschikkingspraktijk van ACM en jurisprudentie van het College (onder meer de uitspraak van 30 april 2014, ECLI:NL:CBB:167) de mogelijkheid bestaat dat ten behoeve van de toepassing van de Wet een ‘aansluiting’ verandert in een ‘net’, indien naast de bestaande aangeslotene nog een partij op die aansluiting wordt aangesloten.
4.2
ACM handhaaft haar standpunt dat de aansluiting een in de Wet en in de Netcode gedefinieerde component is van het net. Aangezien de SVS lastscheider behoort tot de aansluiting is vanaf 15 februari 2011, 15.00 uur sprake geweest van een storing in het net van Liander waarop de compensatieregeling van toepassing is. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de compensatieregeling blijkt niet dat zij niet van toepassing zou zijn op defecten in de aansluiting. Doel van de regeling is de netbeheerder een prikkel te verschaffen storingen in het net zo snel mogelijk op te heffen. Daarom wordt in de regeling niet gedifferentieerd naar verschillende situaties en zijn de compensatiebedragen forfaitair opgebouwd.
4.3.
Door Ho-Wo is nog naar voren gebracht dat de storing zich niet pas vanaf 15 februari 2011 15.00 uur heeft voorgedaan maar dat reeds op 11 februari 2011 is gemeld dat er geen spanning was. Liander is daarom een hoger compensatiebedrag verschuldigd dan door ACM is vastgesteld.
5.1
Het College ziet geen grond voor het oordeel dat de aansluiting niet tot het net zou behoren. Het College heeft in zijn uitspraak van 5 november 2003 geoordeeld dat, gelet op de definities van de begrippen “aansluiting” en “net”, als opgenomen in artikel 1 van de Wet, de aansluiting tot het net moet worden gerekend. Dat dit oordeel zich zou beperken tot bepalingen met betrekking tot het beheer van het net blijkt niet uit de uitspraak. In hetgeen door Liander is aangevoerd ziet het College ook overigens geen aanleiding om in dit geval anders te beslissen. Lianders stelling dat de uitspraak niet langer opgaat omdat de Wet inmiddels het begrip “directe lijn” kent treft geen doel, reeds omdat Ho-Wo niet via een directe lijn is aangesloten. Ook de verwijzing naar de mogelijkheid dat een aansluiting verandert in een net slaagt niet. De desbetreffende jurisprudentie en beschikkingenpraktijk ziet op specifieke bepalingen omtrent aansluitkosten, zoals de meerlengtevergoeding. In de Netcode zijn echter geen specifieke bepalingen met betrekking tot compensatie voor storingen in de aansluiting opgenomen. Evenmin heeft Liander het College tot de overtuiging kunnen brengen dat de regelgever bij de vaststelling van artikel 6.3.1, aanhef en onder b iii van de Netcode slechts het oog heeft gehad op andere onderdelen van het net dan de aansluiting. De duur van de compensatievrije hersteltijd biedt daarvoor geen aanknopingspunt aangezien het uitdrukkelijk de bedoeling van de regelgever is geweest niet te differentiëren naar alle mogelijke situaties. Het beroep van Liander moet daarom ongegrond worden verklaard.
5.2
Met betrekking tot hetgeen door Ho-Wo naar voren is gebracht merkt het College nog op dat Ho-Wo zelf geen beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit, zodat hieraan voorbij zal worden gegaan.
6.
Het beroep is ongegrond.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wolters, mr. H.S.J. Albers en
mr. J.A.M. van den Berk, in aanwezigheid van J. Lagziel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2014.
w.g. C.M. Wolters de griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen