ECLI:NL:CBB:2019:625
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- R.C. Stam
- F. Willems
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel en de impact op individuele melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 26 november 2019, zaaknummer 18/2062, werd de rechtszaak behandeld van een appellante die een melkveehouderij exploiteert. De appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar fosfaatrecht was vastgesteld op basis van de Meststoffenwet. De appellante stelde dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legde, omdat zij investeringen had gedaan in de uitbreiding van haar bedrijf, maar deze uitbreiding nog niet was gerealiseerd op de peildatum van 2 juli 2015.
Het College oordeelde dat de appellante niet voldoende bewijs had geleverd dat zij vóór de peildatum onomkeerbare investeringen had gedaan. Bovendien waren de benodigde vergunningen voor de uitbreiding op die datum nog niet verleend. Het College concludeerde dat de appellante niet aannemelijk had gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel haar onevenredig benadeelde in vergelijking met andere melkveehouders. De appellante had haar economische keuzes gemaakt zonder dat er een bedrijfseconomische noodzaak was, en de gevolgen daarvan kwamen voor haar rekening.
De uitspraak benadrukte dat het College de belangen van de appellante had afgewogen tegen de belangen van het algemeen belang en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regelgeving rechtvaardigden. Het beroep werd ongegrond verklaard, maar het College veroordeelde de minister in de proceskosten van de appellante, omdat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De proceskosten werden vastgesteld op een totaalbedrag van € 3.456,02, inclusief het griffierecht van € 338,-.