Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2019 in de zaak tussen
melkveebedrijf [naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
70 melkkoeien. In 2012 heeft appellante het plan opgevat uit te breiden naar het houden van
120 melkkoeien met bijbehorend jongvee. In 2013 heeft zij geïnvesteerd in de aanleg van een mestkelder en in oktober 2014 heeft zij een aannemingsopdracht gegeven om de uitbreiding van de ligboxenstal te realiseren. Deze investeringen heeft zij met eigen middelen gefinancierd. Aan appellante is op 4 september 2012 een omgevingsvergunning verleend en op 22 juli 2014 is aan haar een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend voor het houden van 120 melkkoeien en 45 stuks jongvee. De voor de uitbreiding benodigde vergunningen heeft appellante voor de peildatum van 2 juli 2015 verkregen. In februari 2015 heeft appellante de vernieuwde ligboxenstal in gebruik genomen. Op de peildatum was op het bedrijf (nog) niet het aantal dieren aanwezig dat door appellante was beoogd. Op die datum bevonden zich op het bedrijf namelijk 79 melk
-en kalfkoeien en 56 stuks jongvee.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,- aan appellante te