In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 12 november 2019, zaaknummer 18/2278, staat de knelgevallenregeling in het kader van fosfaatrechten centraal. Appellante, een vennootschap onder firma, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante op 4.305 kilogram is vastgesteld. Appellante betoogt dat haar fosfaatrecht op basis van bijzondere omstandigheden, namelijk de ziekte van een vennoot, hoger zou moeten zijn. De minister heeft echter het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, omdat de alternatieve peildatum die appellante voorstelde niet aan de voorwaarden voldeed.
Het College oordeelt dat appellante niet heeft aangetoond dat de alternatieve peildatum van 10 juli 2013 moet worden gehanteerd. De minister heeft in zijn besluitvorming terecht de datum van 16 december 2013 als uitgangspunt genomen, zoals door appellante in haar melding bijzondere omstandigheden is aangegeven. Het College stelt vast dat de dieraantallen fluctueren en dat er geen structurele afname is aangetoond die verband houdt met de ziekte van de vennoot. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt eveneens afgewezen, omdat de situatie van appellante niet vergelijkbaar is met de andere zaken die door appellante zijn aangehaald.
De uitspraak concludeert dat het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk wordt verklaard en het beroep tegen het vervangingsbesluit ongegrond wordt verklaard. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 512,-.