Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2019 in de zaak tussen
melkveebedrijf [naam] V.O.F., te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
4.767 kilogram (kg).
Overwegingen
€ 60.000,- en voor € 45.000,- een tweede melkrobot aangekocht. Op 13 maart 2015 heeft appellante de tweede melkrobot in gebruik genomen. Op 2 juli 2015 hield appellante 89 melkkoeien en 69 stuks jongvee.
11 juni 2019, ECLI:NL:CBB:2019:232) wordt bij de toepassing van de knelgevallenregeling gekeken naar een datum in het verleden en heeft de wetgever er nadrukkelijk voor gekozen geen vergelijking met de toekomst te maken. Toekomstige ontwikkelingen worden derhalve niet in de toepassing van artikel 23, zesde lid, van de Msw betrokken. Nu appellante bij haar beroep op de knelgevallenregeling geen datum aanvoert voor 2 juli 2015 waarop haar fosfaatrecht door een bijzondere omstandigheid minimaal 5% hoger zou zijn geweest dan op de reguliere peildatum, is verweerder bij de berekening van het fosfaatrecht terecht van de dieraantallen op 2 juli 2015 uitgegaan. Appellante kan dus geen succesvol beroep doen op de knelgevallenregeling. Dat betekent dat deze beroepsgrond faalt.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 512,-
- draagt verweerder op het griffierecht van € 338,- aan appellante te vergoeden.