In deze zaak heeft de Stichting Platform Verantwoord Huisdierenbezit, appellante, een aanvraag ingediend voor de plaatsing van de diersoort Mus minutoides (Afrikaanse dwergmuis) op de positieflijst, zoals bedoeld in de Regeling houders van dieren. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, heeft het bezwaar van appellante tegen de weigering om een besluit te nemen niet-ontvankelijk verklaard, omdat er volgens hem geen procesbelang zou zijn. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting is gebleken dat er inmiddels een beoordelingssystematiek is ontworpen voor het beslissen op aanvragen tot plaatsing op de positieflijst. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft overwogen dat de brief van verweerder van 11 oktober 2018 als een schriftelijke weigering moet worden aangemerkt, omdat hierin geen concrete datum is genoemd waarop een besluit zou worden genomen. Dit betekent dat appellante wel degelijk procesbelang heeft bij haar aanvraag.
Het College heeft geconcludeerd dat verweerder ten onrechte het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard. De uitspraak van het College heeft geleid tot de beslissing dat verweerder uiterlijk 10 januari 2020 een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, waarbij inhoudelijk op de aanvraag van appellante tot plaatsing van de Afrikaanse dwergmuis op de positieflijst moet worden beslist. De zaak is van belang voor de rechtsbescherming van appellanten die aanvragen indienen voor de plaatsing van diersoorten op de positieflijst en de verplichtingen van de overheid om tijdig en inhoudelijk op deze aanvragen te beslissen.