ECLI:NL:CBB:2019:478
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- I.M. Ludwig
- E.D.H. Nanninga
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de gevolgen van de afschaffing van het melkquotum voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 8 oktober 2019, zaaknummer 18/1901, staat de vaststelling van fosfaatrechten centraal. Appellant, een melkveehouder, had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had op 5 januari 2018 het fosfaatrecht vastgesteld op 6.117 kg, waarbij een generieke korting van 8,3% was toegepast. Appellant stelde dat deze korting onterecht was en dat het fosfaatrechtenstelsel zijn recht op eigendom aantastte, zoals neergelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
Het College overwoog dat appellant, gezien de afschaffing van het melkquotum, redelijkerwijs had moeten begrijpen dat een ongeremde groei van de melkveehouderij niet mogelijk was. Ondanks deze kennis had appellant gekozen voor een forse uitbreiding van zijn veestapel, wat leidde tot een ondernemersrisico. Het College oordeelde dat de gevolgen van deze keuze voor rekening van appellant moesten blijven, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
De uitspraak concludeert dat het bestreden besluit, hoewel niet deugdelijk gemotiveerd, niet tot benadeling van appellant heeft geleid. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de minister werd veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 512,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. I.M. Ludwig, met mr. E.D.H. Nanninga als griffier.