Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2019 in de zaak tussen
Melkveehouderij [naam] vof, te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
-en kalfkoeien (categorie 100), 57 stuks jongvee jonger dan één jaar (categorie 101) en 57 stuks jongvee van één jaar en ouder (categorie 102). Om (extensief) grondgebonden te blijven heeft appellante op
-en kalfkoeien, 47 stuks jongvee jonger dan één jaar en
23 stuks jongvee van één jaar en ouder. Verweerder is voor de berekening van het fosfaatrecht van die dieraantallen uitgegaan.
10 stuks jongvee jonger dan één jaar en 12 stuks jongvee van één jaar en ouder. Het bijbehorende fosfaatrecht heeft verweerder opgeteld bij het fosfaatrecht van appellante.
9 januari 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:7) volgt dat in een dergelijk geval waarin wordt vooruitgelopen op het verkrijgen van een of meer vergunningen, in beginsel geen ruimte is om aan te nemen dat sprake is van een individuele en buitensporige last. Voorts volgt uit de liquiditeitsbegroting niet dat appellante haar bedrijf niet kan voortzetten en is de helft van de aangegane lening bestemd voor een woning voor eigen gebruik. Deze dient daarom buiten beschouwing te worden gelaten.