In deze zaak heeft appellante, een B.V. die een paardenstal en manege exploiteert, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder een besluit van de staatssecretaris van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bekrachtigd, waarbij een bestuurlijke boete van € 42.465,- was opgelegd wegens overtreding van artikel 7 van de Meststoffenwet (Msw). De staatssecretaris concludeerde dat appellante in 2010 mest had aangevoerd die niet op de juiste wijze was verantwoord, wat leidde tot overschrijdingen van de gebruiksnormen voor meststoffen. Appellante betwistte de bevindingen van de staatssecretaris en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was dat de mest op haar grond was aangewend. Tijdens de zitting heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) de zaak behandeld en de argumenten van beide partijen gehoord. Het College heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet tijdig inzicht heeft gegeven in de gehanteerde marges voor de meststoffen, wat van belang is voor de beoordeling van de boete. Het College heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris herroepen, waarbij het College oordeelde dat appellante niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de overtredingen zoals vastgesteld door de staatssecretaris. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante.