In deze zaak heeft de Maatschap [naam 1] beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het verzoek om herziening van eerdere besluiten tot toewijzing van betalingsrechten en uitbetaling van vergroeningsbetalingen voor de jaren 2015 en 2016 werd afgewezen. De appellante had eerder betalingsrechten aangevraagd en deze waren toegewezen op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Na een eerdere uitspraak van het College op 11 juli 2017, waarin een bepaling van de Uitvoeringsregeling onverbindend werd verklaard, verzocht appellante om herziening van de besluiten, stellende dat er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren. De minister wees dit verzoek af, omdat appellante geen nieuwe feiten had aangedragen die de herziening rechtvaardigden. Het College overwoog dat de uitspraak van 11 juli 2017 geen nieuw feit of veranderde omstandigheid was, en dat de rechtszekerheid en doelmatig bestuur vereisen dat onherroepelijke besluiten niet lichtvaardig worden herzien. Het College concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om terug te komen op de eerdere besluiten, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder een bestuursorgaan kan terugkomen op eerder genomen besluiten.