2.3Verweerder heeft verder aanleiding gezien om twee interne deskundigen te verzoeken om het projectvoorstel van appellante zelfstandig te beoordelen, in samenhang met de overige voorstellen in de tender. Uit de beoordeling van deze deskundigen blijkt dat zij beiden onvoldoende punten aan het projectvoorstel van appellante toekennen om het minimale aantal punten van 23 te behalen. In de beoordeling van een van de deskundigen is voor het criterium ‘bijdrage aan de Nederlandse economie’ (artikel 4.2.63, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling) een 4 toegekend, zodat niet voldaan is aan het criterium dat per criterium tenminste 5 punten moeten worden toegekend zoals bedoeld in artikel 4.2.62, aanhef en onder a, van de Regeling. De beoordelingen van deze deskundigen zijn volgens verweerder zorgvuldig tot stand gekomen en kunnen het afwijzingsbesluit zelfstandig dragen.
3. Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat nog steeds niet aan de vergewisplicht van artikel 3:9 van de Awb is voldaan. Appellante voert hiertoe aan dat het advies van de adviescommissie dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, niet zorgvuldig tot stand is gekomen dan wel gebreken vertoont. Daarnaast betwist appellante de inhoud van het advies van de adviescommissie. Verweerder had volgens appellante het advies niet aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.
4. De relevante wet- en regelgeving luidde ten tijde van belang als volgt.
Ingevolge artikel 4.2.58, eerste lid, van de Regeling verstrekt de minister op aanvraag een subsidie aan een deelnemer in een samenwerkingsverband voor het uitvoeren van een iDEEGO-project.
Ingevolge artikel 4.2.62, eerste lid, onder a en b, van de Regeling beslist de minister afwijzend op een aanvraag indien:
a. na toepassing van artikel 4.2.63, eerste lid, minder dan 5 punten per criterium zijn toegekend;
b. na toepassing van artikel 4.2.63, eerste lid, minder dan 23 punten zijn toegekend.
Ingevolge artikel 4.2.63, eerste lid, van de Regeling kent de minister aan een project een hoger aantal punten toe naarmate:
a. het project meer bijdraagt aan de doelstellingen van ten minste één van de iDEEGO- programmalijnen, opgenomen in bijlage 4.2.8;
b. de mogelijke bijdrage van het project aan de Nederlandse economie groter is;
c. het project vernieuwender is ten opzichte van de internationale stand van onderzoek of techniek en de Nederlandse kennispositie meer versterkt;
d. de kwaliteit van het project beter is, blijkend uit de uitwerking van aanpak en methodiek, de omgang met risico’s, de uitvoerbaarheid, de deelnemende partijen en de mate waarin de beschikbare middelen effectief en efficiënt worden ingezet.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel rangschikt de minister de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.
5. Het College ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder terecht de afwijzing van de aanvraag van appellante heeft gehandhaafd in het bestreden besluit.
6. In lijn met zijn uitspraak van 26 april 2017, ECLI:NL:CBB:2017:183, merkt het College op dat de subsidieaanvragen die in het kader van de Regeling zijn ingediend, zijn beoordeeld via een zogenoemd tendersysteem. Een tendersysteem houdt in dat alle ingediende aanvragen ten opzichte van elkaar inhoudelijk worden vergeleken en vervolgens in een rangorde worden geplaatst, in het licht van het doel van de subsidie. Het hangt vervolgens van het beschikbare subsidiebudget af welke in de rangorde opgenomen aanvragen kunnen worden gehonoreerd. Dit systeem brengt mee dat aanvragers niet na afloop van de periode waarbinnen de aanvraag kon worden ingediend aanvullende informatie over het door hen voorgestelde project kunnen verschaffen. Het meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat.