In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen European Livestock B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de intrekking van uitvoerrestituties die aan appellante waren verleend voor de export van 82 levende runderen naar Rusland. De minister had op 28 maart 2014 het primaire besluit genomen om de restituties in te trekken en het bedrag van € 5.145,42 terug te vorderen, vermeerderd met rente. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister heeft deze bezwaren ongegrond verklaard.
De kern van het geschil draait om de vraag of de transporttijd van de runderen de maximale toegestane tijd van 14 uur heeft overschreden, zoals vastgelegd in de Transportverordening. Het College heeft vastgesteld dat de transporten van Brakel naar Spreenhagen respectievelijk 16 uur en 18 minuten, 16 uur en 28 minuten en 15 uur en 59 minuten hebben geduurd. Appellante heeft betwist dat deze transporttijden zijn overschreden, maar het College oordeelt dat de overschrijding niet gerechtvaardigd was. Appellante heeft ook een beroep gedaan op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel, maar dit werd door het College afgewezen.
Het College concludeert dat de minister terecht de uitvoerrestituties heeft ingetrokken en het terugvorderingsbedrag heeft gehandhaafd. De uitspraak van het College is openbaar uitgesproken op 18 december 2018, waarbij het beroep van appellante ongegrond is verklaard. Er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld.