1.6Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen. Verweerder heeft op grond van artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Welzijnsverordening de uitvoerrestituties niet betaald, omdat hij van oordeel is dat de vervoerders de dieren niet in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage 1 van de Transportverordening hebben vervoerd zoals voorgeschreven in artikel 6, derde lid, van de Transportverordening. Hiertoe heeft verweerder gewezen op de rapporten van Control Union, waarin de bevindingen van de dierenarts zijn opgenomen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft aangevoerd dat verweerder niet eenduidig heeft vastgesteld dat zij de betreffende voorschriften niet heeft nageleefd. Het is de vraag wanneer het dak van het vervoermiddel (in voldoende mate) een lichte kleur heeft, met andere woorden welke regels gelden voor het bepalen van de juiste lichte kleur. Dit geldt eveneens voor het antwoord op de vraag of sprake is van een ‘goed’ geïsoleerd dak. Ook hiervoor zouden criteria moeten zijn opgenomen om de controle objectief te kunnen toetsen. Verder is onjuist dat in paragraaf 3.1 van Hoofdstuk VI van Bijlage 1 van de Transportverordening zou zijn opgenomen dat het vervoermiddel voorzien moet zijn van een ventilatiesysteem. In dit artikel staan uitsluitend de voorwaarden (ontwerp, constructie en onderhoud) waaraan het ventilatiesysteem bij een lang transport moet voldoen. Een – niet willekeurige – toetsing aan de voorwaarden kan eerst plaatsvinden wanneer de maatregel/voorziening verplicht is gesteld, maar ook de voorwaarden waaraan de maatregel/voorziening moet voldoen in de wettelijke regelgeving is opgenomen. Het gebrek dat de dierenarts niet alleen niet deskundig is, maar ook geen bevoegdheid heeft om het vervoermiddel in de zin van artikel 7, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 18, eerste lid, van de Transportverordening te inspecteren, omdat hij niet de door de bevoegde autoriteit of lidstaat aangewezen instantie betreft, maakt dat de bevindingen van de dierenarts niet een-op-een hadden mogen worden overgenomen. Het is de
lidstaat die dient te bepalen of de voorwaarden gelden en zo ja, waarom hieraan niet is
voldaan.
4. Appellante heeft voorts aangevoerd dat in het geval de voorschriften voor het transport ook gelden in het derde land, ter zake de voorschriften voor een kort transport gelden. Dit omdat na de lossing van de dieren van het zeeschip in [plaats 4] een nieuwe transporttijd is ingegaan voor het vervoer over de weg van [plaats 4] naar [plaats 2] in [land 1] . Het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) heeft al eerder geoordeeld dat bij een neutralisatie van het voorgaande transport – door het in acht nemen van de voorgeschreven rusttijd – elk transport op zichzelf kan worden beschouwd. Aan dit oordeel legt het Hof ten grondslag dat uit het oogpunt van dierenwelzijn bij het vervoer met meerdere verschillende vervoermiddelen moet vaststaan dat de geldende rusttijden worden nageleefd. Vaststaat dat het vervoer over de weg naar de haven van uitvoer en het vervoer over zee naar [plaats 4] voldeed aan de voorschriften voor lang transport. Niet in geschil is dat het vervoer over de weg in het derde land voldeed aan de voorwaarden voor kort transport en dat de controle van de dieren door de dierenarts heeft uitgewezen dat de dieren gezond zijn aangekomen in [land 1] . Tussen de aankomst van de dieren in [plaats 3] en het inschepen zit drie dagen. De dieren zijn conform de voorwaarden voorafgaand aan het vervoer met het zeeschip gestald geweest. Weliswaar stelt verweerder in het licht van de definitie van de begrippen transport en lang transport in de Transportverordening dat de gehele vervoersoperatie van de plaats van vertrek tot de plaats van bestemming meegenomen moet worden en dat het transport van [plaats 4] naar [plaats 2] in [land 1] niet kan worden aangemerkt als een afzonderlijk transport maar onderdeel is van een lang transport. Maar het is aan de rechter te beoordelen of aan de vervoersvoorschriften is voldaan en appellante blijft bij haar standpunt dat sprake is van een afzonderlijk transport vanaf [plaats 4] tot aan de boerderij in [land 1] . Niet alleen is van belang dat de totale duur van
de ‘vervoersoperatie’ wordt bezien, maar ook of er feiten zijn aan te wijzen die maken
dat de plaats van vertrek opschuift gedurende het vervoer. Dit is onder andere het geval
als de dieren voldoende rust krijgen tussen het uitladen en inladen, zodat gesproken kan
worden van een nieuwe plaats van vertrek. Hiervoor zijn ook aanwijzingen te vinden in
de uitzondering op de definitie van de plaats van vertrek in de Transportverordening
(artikel 2, aanhef en onder r). Zo volgt uit dit artikel dat de plaats van vertrek de plaats is waar het dier voorafgaand 48 uur voor het vertrek gestald is geweest. In onderhavig geval zijn de dieren na drie dagen ingescheept, zodat hieraan is voldaan. Ook kan [plaats 3] als plaats van bestemming worden gezien, omdat de dieren ook 48 uur voor vertrek zijn gestald. Voor het vervoer met het zeeschip naar [plaats 4] golden geen rusttijden, omdat het schip aan de technische voorschriften voldeed. De dieren worden geacht te kunnen gaan liggen en zijn op de voorgeschreven wijze gedrenkt en gevoederd.
5. Over deze beroepsgronden overweegt het College als volgt.
6. Ingevolge artikel 168 van Verordening (EG) Nr. 1234/2007 van de Raad van
22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) wordt met betrekking tot de producten van de sector rundvlees de restitutie bij uitvoer van levende dieren slechts toegekend en uitbetaald wanneer is voldaan aan de voorschriften van de Gemeenschap inzake het welzijn van dieren en meer in het bijzonder inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer.
In de considerans van de Welzijnsverordening staat het volgende.
(2) Overeenkomstig artikel 168 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt de restitutie bij uitvoer van levende dieren slechts toegekend en uitbetaald wanneer is voldaan aan de voorschriften van de Unie inzake het welzijn van dieren, en meer in het bijzonder aan Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten.
(6) Voor de toepassing van deze verordening moeten controles in derde landen worden opgelegd die worden uitgevoerd door instanties van de lidstaten of door op internationaal niveau inzake controle en toezicht gespecialiseerde firma’s, hierna „CTF’s” genoemd, die door de lidstaten zijn erkend en worden gecontroleerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie van 7 juli 2009 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten. Voor de uitvoering van controles in het kader van deze verordening moeten de CTF’s meer in het bijzonder voldoen aan de in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 612/2009 vastgestelde voorwaarden voor de erkenning van en de controle op CTF’s.
(7) Krachtens artikel 168 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en krachtens deze verordening mogen de uitvoerrestituties slechts worden betaald wanneer is voldaan aan de voorschriften van de Unie op het gebied van dierenwelzijn. Daarom moet duidelijk worden aangegeven dat, onverminderd in door het Hof van Justitie van de Europese Unie erkende gevallen van overmacht, een inbreuk op die bepalingen inzake dierenwelzijn niet tot een verlaging, maar tot het verlies van de uitvoerrestitutie leidt, in evenredigheid met het aantal dieren waarvoor de dierenwelzijnseisen niet in acht werden genomen. Uit die bepalingen en uit de voorschriften inzake dierenwelzijn die zijn vastgesteld in de artikelen 3 tot en met 9 van Verordening (EG) nr. 1/2005, alsmede de daarin genoemde bijlagen, vloeit bovendien voort dat de restitutie voor dieren waarvoor deze dierenwelzijnsvoorschriften niet zijn nageleefd, wordt verbeurd, ongeacht de fysieke toestand van de betrokken dieren.
Ingevolge artikel 1, eerste paragraaf, van de Welzijnsverordening wordt – kort gezegd – op grond van artikel 168 van de Transportverordening de betaling van de restituties bij uitvoer van levende runderen (dieren) afhankelijk gesteld van de naleving, tijdens het vervoer van de dieren tot de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming, van de
artikelen 3 tot en met 9 van de Transportverordening, alsmede van de daarin genoemde bijlagen, en van de onderhavige verordening.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Welzijnsverordening moet de exporteur, nadat de dieren het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten, ervoor zorgen dat de dieren een controle ondergaan op de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Welzijnsverordening worden de in lid 1 bedoelde controles uitgevoerd door een op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma die daartoe overeenkomstig de artikelen 18 tot en met 23 van Verordening (EG)
nr. 612/2009 door een lidstaat is erkend en wordt gecontroleerd, of door een officiële instantie van een lidstaat.
De in lid 1 bedoelde controles worden verricht door een dierenarts die houder is van een diploma, certificaat of andere titel van dierenarts dat of die is genoemd in artikel 21 van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad. Evenwel vergewissen de lidstaten die de in de eerste alinea van dit lid bedoelde op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma’s hebben erkend, zich ervan dat die firma’s controleren of de dierenartsen die houder zijn van een niet onder die richtlijn vallende titel, op de hoogte zijn van de in Verordening (EG) nr. 1/2005 gestelde eisen. Die controles worden volgens passende procedures op een redelijke, objectieve en onpartijdige wijze verricht.
De dierenarts moet van elke door hem overeenkomstig lid 1 verrichte controle een verslag opstellen volgens de modellen in de bijlagen III en IV bij deze verordening.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Welzijnsverordening wordt de totale som van de uitvoerrestitutie per dier, berekend overeenkomstig de tweede alinea, niet betaald voor dieren waarvoor de bevoegde autoriteit op grond van de in artikel 4, lid 2, bedoelde documenten en/of andere gegevens over de naleving van deze verordening waarover zij beschikt, van oordeel is dat de artikelen 3 tot en met 9 van Verordening (EG) nr. 1/2005, alsmede de daarin genoemde bijlagen niet in acht zijn genomen.
Artikel 2 van de Transportverordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt.
“Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
a) „dieren”: levende gewervelde dieren;
(…)
j) „transport”: de gehele vervoersoperatie van de plaats van vertrek tot de plaats van bestemming, met inbegrip van het lossen, het stallen en het laden tijdens tussenstops;
(…)
m) „lang transport”: een transport van meer dan 8 uur, gerekend vanaf het tijdstip waarop het eerste dier van de partij verplaatst wordt;
w) „vervoer”: de verplaatsing van dieren met behulp van een of meer vervoermiddelen en de daarmee samenhangende activiteiten, zoals laden, lossen, overladen en rusten, tot aan het moment waarop alle dieren op de plaats van bestemming zijn uitgeladen;
(…)
x) „vervoerder”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor eigen rekening of voor rekening van een derde dieren vervoert;
(…)”
Ingevolge artikel 6, derde lid, van de Transportverordening vervoeren de vervoerders de dieren in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage I.
In Hoofdstuk VI van Bijlage 1 van de Transportverordening is het volgende bepaald.