Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 maart 2018 op de hoger beroepen van:
[naam 1] , te [plaats] ,
(gemachtigden: mr. S.M.C. Nuyten en mr. Y. Diamant),
de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM),
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
1Het is verboden om in of vanuit een in artikel 5:56, eerste lid, onderdeel a, b of d, bedoelde staat telkens voorzover het financiële instrumenten betreft als bedoeld in het desbetreffende onderdeel:
1Het is verboden om in of vanuit een in artikel 5:56, eerste lid, onderdeel a, b of d, bedoelde staat telkens voorzover het financiële instrumenten betreft als bedoeld in het desbetreffende onderdeel:
tribunal) in de zin van artikel 47 van het Handvest en artikel 6 van het EVRM. Uit de arresten van het EHRM van 27 september 2011 (Menarini Diagnostics srl t. Italië) en van 4 maart 2014 (Grande Stevens t. Italië) blijkt voorts dat de eerbiediging van artikel 6, eerste lid, van het EVRM niet uitsluit dat een straf (
penalty) kan worden opgelegd door een administratief orgaan met sanctiebevoegdheid, mits de beslissing van dit orgaan achteraf aan toetsing door een rechterlijk orgaan met volledige rechtsmacht kan worden onderworpen (zie in vergelijkbare zin ook het arrest van het Gerecht van de Europese Unie (Tweede kamer) van 27 maart 2014 in de zaken T‑56/09 en T‑73/09 (Saint-Gobain Glass France SA e.a. tegen Europese Commissie, ECLI:EU:T:2014:160)). Een van de kenmerken van een dergelijk rechterlijk orgaan is dat het bevoegd is om de beslissing van het lagere orgaan op alle punten, feitelijk en rechtens, te herzien. De toetsing door de rechter kan in dergelijke gevallen dus niet enkel bestaan uit het onderzoeken van de formele wettigheid van de hem ter toetsing voorgelegde beslissing, aangezien hij in staat moet zijn de evenredigheid van de keuzen van het administratief orgaan te beoordelen en de juistheid van zijn technische beoordelingen te controleren. De rechterlijke toetsing door de rechtbank (in beroep) en het College (in hoger beroep) van de besluiten waarbij AFM boetes oplegt wegens overtreding van de Wft, voldoet aan deze eisen. Van strijd met de artikelen 47 en 48 van het Handvest of artikel 6 van het EVRM is daarom geen sprake. Over deze uitleg bestaat redelijkerwijs geen twijfel, zodat geen aanleiding bestaat - anders dan [naam 1] heeft verzocht - voor het stellen van prejudiciële vragen. Daarbij neemt het College in aanmerking dat uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie niet blijkt dat het in de artikelen 47 en 48 van het Handvest neergelegde recht op een eerlijk proces, voor zover hier aan de orde, een andere of verdergaande strekking heeft dan artikel 6 van het EVRM.
Beslissing
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- draagt AFM op het betaalde griffierecht van € 250,- aan [naam 1] te vergoeden;
- veroordeelt AFM in de in hoger beroep gemaakte proceskosten van [naam 1] tot een bedrag van € 1.503,-.