Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 oktober 2018 in de zaak tussen
Melkveebedrijf [naam] V.O.F., te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.Appellante heeft in het beroep gericht tegen het nieuwe besluit aangevoerd dat de kern van het geschil is dat in haar geval bij de vaststelling van de MVFR geen rekening is gehouden met de lopende bedrijfsuitbreiding. Sinds 2008 voert appellante een melkveebedrijf in de vorm van een vennootschap onder firma, gevestigd op twee locaties. In 2011 is besloten tot uitbreiding. Vanaf 2011 is het vergunningentraject gestart en zijn in dat kader diverse onderzoeken uitgevoerd, waaronder een archeologisch onderzoek en een bodemonderzoek. In 2014 is de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet (NB-vergunning) aangevraagd. In dat kader moesten ammoniakrechten verworven worden. Uiteindelijk is de NB-vergunning op 24 september 2015 definitief verleend. Het hele uitbreidingstraject dat op dit moment nog niet gerealiseerd is, is al wel gepaard gegaan met hoge kosten, onder andere voor het opstellen van een bedrijfsplan, het inwinnen van advies en begeleiding, een aanvraag dimensioneringsplan, leges enzovoorts. De conclusie dat er in het geval van appellante geen sprake is van onomkeerbare verplichtingen op 12 december 2013 wordt door haar niet gevolgd. Al ruim voor 2013 is gestart met dit traject en voor eind 12 december 2013 zijn zelfs alle ammoniakrechten al verworven. Deze omstandigheden zijn bij de beoordeling niet betrokken. De suggestie die wordt gewekt dat als voor 12 december 2013 was gestopt met de uitbreidingsplannen appellante niet te maken zou hebben gekregen met een individuele buitensporige last, is onterecht. Afwijken van de ingeslagen weg was geen optie, gelet op de al gemaakte kosten en de noodzaak oude stallen te vervangen. Er is daarom sprake van onzorgvuldige besluitvorming.