6.2Het College stelt vast dat op grond van hoofdstuk 3a van de Postwet of de jurisprudentie geen beslistermijn geldt voor het nemen van marktanalysebesluiten. Het marktanalysebesluit is ook niet op aanvraag genomen. Sandd heeft ACM niet verzocht een het marktanalysebesluit te nemen en zodoende de beslistermijn van artikel 4:13 van de Awb niet geactiveerd. Daarom slaagt deze beroepsgrond van Sandd niet.
7.1.1Artikel 13a van de Postwet luidt:
“Onder een postvervoerbedrijf dat beschikt over aanmerkelijke marktmacht wordt verstaan een postvervoerbedrijf dat alleen of tezamen met andere ondernemingen beschikt over een economische kracht op een in overeenstemming met de beginselen van het algemene Europese mededingingsrecht afgebakende markt voor postvervoerdiensten die het in staat stelt zich op deze markt in belangrijke mate onafhankelijk van zijn concurrenten, klanten en uiteindelijk consumenten te gedragen.”
7.1.2Over de afbakening van de relevante markt heeft ACM in het marktanalysebesluit, samengevat weergegeven, het volgende overwogen. De afbakening van de relevante markt is de eerste stap bij het beoordelen van de vraag of een onderneming AMM bezit. De vervolgstap voor de marktanalyse, namelijk de bepaling of er een onderneming is die zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, klanten en eindgebruikers kan gedragen, dient immers te worden onderzocht op de afgebakende relevante markt. ACM bepaalt de relevante markt in overeenstemming met de beginselen van het algemene Europese mededingingsrecht. In de Bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke mededingingsrecht(Bekendmaking) wordt toegelicht hoe de marktafbakening plaatsvindt. Daarnaast betrekt ACM ook de Richtsnoeren van de Commissie voor de marktanalyse en de beoordeling van aanmerkelijke marktmacht in het bestek van het gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten(richtsnoeren marktanalyse) bij haar analyse.
7.1.3Bij de vaststelling van de relevante markt onderzoekt ACM welke producten met elkaar concurreren en daarom tot dezelfde relevante markt behoren. Een relevante markt kent twee dimensies: de productmarkt en de geografische markt. Een relevante productmarkt omvat alle producten die substitueerbaar of voldoende uitwisselbaar zijn. Van substitutie is sprake als producten op grond van hun objectieve kenmerken geschikt zijn om in een constante behoefte van de afnemer te voorzien. Maar ook de prijs of beoogde toepassing van de producten, of de mededingingsvoorwaarden en/of de structuur van vraag en aanbod op de betrokken markt kunnen leiden tot substitutie. Producten die alleen in beperkte of relatief beperkte mate onderling uitwisselbaar zijn, behoren niet tot dezelfde productmarkt. Bij de bepaling van relevante markten zijn er twee bronnen van concurrentiedruk: i) substitutie aan de vraagzijde en ii) substitutie aan de aanbodzijde. Als er vanuit de vraagzijde of vanuit de aanbodzijde sprake is van substitueerbaarheid is er aanleiding om de markt ruimer af te bakenen dan het product waar vanuit de afbakening wordt gestart (het startpunt). Vraagsubstitutie is een maat voor de bereidheid van een afnemer om het betrokken product te vervangen door andere producten. Er is sprake van aanbodsubstitutie als andere aanbieders dan de aanbieder van de betrokken producten, bereid zijn om hun bedrijfsmiddelen op korte termijn in te zetten om de betrokken producten te kunnen aanbieden zonder dat ze daarvoor aanzienlijke (extra) investeringen hoeven te doen.
7.1.4Voor de bepaling van de relevante markt kan een aantal onderzoeksmethoden worden ingezet. De meest gebruikte methode voor de afbakening van een relevante markt is een analyse van de onderlinge uitwisselbaarheid van producten door een analyse en vergelijking van objectieve kenmerken van de te vergelijken producten, het gebruik en de beoogde toepassing van de producten, de relevante prijzen, de overstap tussen producten en een beoordeling van de concurrentiesituatie in het aanbod van producten. Een andere methode om een relevante markt af te bakenen is het toepassen van de hypothetische monopolist test (ook wel de SSNIP-test genoemd). Een verzameling producten wordt verondersteld een aparte relevante markt te zijn, als een hypothetische monopolistische aanbieder van die producten een kleine maar significante duurzame prijsverhoging vanaf een competitief niveau kan doorvoeren zonder daarbij zo veel afzetten te verliezen dat de prijsverhoging niet meer winstgevend is. Er wordt begonnen met een kleine kandidaatmarkt. Dit is een verzameling producten waar het onderzoek zich op richt, of een onderdeel daarvan. Vervolgens wordt getest of een hypothetische monopolist op die kandidaatmarkt de prijzen winstgevend met 5 à 10% kan verhogen vanaf een competitief niveau. Indien dit het geval is, dan is de kandidaatmarkt de relevante markt. Indien dit niet geval is, wordt het dichtstbijzijnde substituut toegevoegd aan de (oude) kandidaatmarkt en wordt de toets opnieuw uitgevoerd. Deze toets gaat door tot in de situatie dat een hypothetische monopolist de prijzen winstgevend kan verhogen. In deze laatste situatie is de relevante markt afgebakend ofwel een markt die het waard is om te monopoliseren. Deze SSNIP-test kan in de praktijk worden geoperationaliseerd door middel van een critical loss analyse. Belangrijk bij een critical loss analyse is de volumedaling waarbij een prijsverhoging omslaat van winstgevend naar verliesgevend. Dit is de critical loss. Indien de werkelijke volumedaling, de actual loss, bij een prijsstijging hoger is dan de critical loss, is een prijsstijging niet winstgevend. In dat geval is de verzameling diensten die een hypothetische monopolist aanbiedt vanwege de aanwezigheid van substituten te klein om te worden gemonopoliseerd. In de SSNIP-test dient dan het dichtstbijzijnde substituut (die dienst waar de meeste gebruikers bij een prijsstijging naar overstappen) te worden toegevoegd aan de markt. Op die manier wordt de markt stap voor stap net zo lang vergroot tot de actual loss lager is dan de critical loss. Op dat punt is de prijsstijging wel winstgevend en is de kleinst mogelijk monopoliseerbare markt, ofwel de relevante markt, bepaald. Deze methode is toegepast in het rapport van SEO,
“Keuzemogelijkheden en overstapgedrag zakelijk postvervoer”(SEO-onderzoek), waartoe ACM opdracht had gegeven. In de critical loss analyse is het verkrijgen van betrouwbare data over de prijzen op competitief niveau, de marge en de prijsgevoeligheid een belangrijk knelpunt. De hoogte van de brutomarge is van invloed op de bepaling van de critical loss en de uitkomst van de critical loss analyse. Van de hoogte daarvan dient ACM een inschatting te maken. Voor de bepaling van de actual loss moet gestart worden vanuit competitieve prijzen, terwijl de hypothese is dat bij het vervoer van 24-uurs partijenpost geen sprake is van een concurrerende markt en de prijzen niet competitief zijn. Het werken met boven-competitieve prijzen leidt tot een overschatting van de overstapbereidheid en het optreden van een cellophane fallacy, waardoor het risico bestaat dat een relevante markt te breed wordt afgebakend. Afnemers zijn bij boven-competitieve prijzen namelijk eerder geneigd een product als substituut aan te merken dan wanneer de prijs in concurrentie tot stand is gekomen. Het belangrijkste probleem is dat de huidige prijzen voor het vervoer van partijenpost vermoedelijk niet op competitief niveau liggen. In het SEO-onderzoek is gebruik gemaakt van gemiddelde opbrengsten, waardoor in de situatie van een markt met een mogelijke onderneming met AMM een risico bestaat op overschatting van het overstapgedrag bij een prijsstijging. Daarnaast is een precieze toepassing van de critical loss analyse een bron van discussie. De resultaten uit het SEO-onderzoek in combinatie met de inschattingen ten behoeve van critical loss en actual loss en de precieze toepassing van de analyse zorgen ervoor dat het uitvoeren van een critical loss analyse met robuuste uitkomsten voor de marktafbakening als resultaat, onvoldoende mogelijk is.
7.1.5De brutomarge is de marge tussen de prijs en de variabele kosten. Een hogere brutomarge wijst erop dat er meer vaste kosten zijn. Een hogere brutomarge leidt tot een lagere critical loss. Dit betekent dat het bij een hogere brutomarge – en dus een lagere critical loss – moeilijker is om winstgevend de prijs te verhogen.
7.1.6Het rapport van NERA,
“Economics of Postal Services”, van juli 2004 (NERA-rapport) is een studie op basis van data uit 25 landen van de Europese Unie (EU) en vindt een brutomarge van 35%. Het rapport van WIK Consult,
“Main Developments in the Postal Sector”,van augustus 2013 (WIK-rapport 2013), geeft de brutomarge afhankelijk van het aantal poststukken dat inwoners gemiddeld per jaar verzenden. Voor Nederland betekent dit voor de in 2013 verstuurde postvolumes een brutomarge van 40%. Bij een dalend postvolume van maximaal 10% per jaar zou de brutomarge op basis van deze studie uitkomen op ongeveer 48% in 2017. De overige studies betreffen onderzoeken gebaseerd op data uit Australië, de Verenigde Staten (VS) of het Verenigd Koninkrijk (VK) en resulteren in brutomarges tussen globaal 30 en 40%. ACM heeft postvervoerders gevraagd naar de generieke brutomarge van postvervoer. Bij de berekening van het door haar gerapporteerde percentage heeft PostNL slechts de kosten die binnen één jaar kunnen worden vermeden als variabele kosten beschouwd. Kostenreducties (en dus variabele kosten) die pas in langere tijd zijn te realiseren, zijn dus door PostNL buiten beschouwing gelaten. Voor de SSNIP-test is echter de brutomarge op langere termijn van belang. Aannemelijk is immers dat bedrijven bij beslissingen over hun prijsstelling rekening houden met het effect op de winstgevendheid op langere termijn. PostNL was bij verdere navraag niet in staat een brutomarge te berekenen voor de langere termijn. Daarom gebruikt ACM bij de SSNIP-test voor de analyse de door PostNL aangeleverde brutomarge niet. Wat betreft het door Sandd gerapporteerde percentage is relevant dat Sandd een veel kleinere schaal heeft dan een hypothetische monopolist in de SSNIP-test. Een kleinere schaal geeft hogere vaste kosten waardoor de brutomarge van Sandd aan de hoge kant zal zijn. Gelet op het feit dat het WIK-rapport 2013 specifiek rekening houdt met het postvolume in een markt, acht ACM de uit die studie volgende brutomarge van 48% de meest betrouwbare schatting voor postvervoer in totaliteit. Gelet op de dalende postvolumes zal ACM in een gevoeligheidsanalyse rekening houden met een hogere brutomarge. ACM acht het waarschijnlijk dat de brutomarge van 48% voor alle postvervoer, representatief is voor 24-uurs partijenpost. In het geval prijzen voor alle typen partijenpost en alle typen klanten op competitief niveau liggen, is het niet aannemelijk dat de brutomarges voor het vervoer van partijenpost van klein-, midden- en grootzakelijke afzenders significant van elkaar zullen verschillen. Niet is in te zien welk wezenlijk verschil er in de kostenstructuur van deze diensten is. Wel zou voor 24-uurs partijenpost de brutomarge iets hoger kunnen zijn.
7.1.7ACM heeft aan SEO opdracht gegeven om zakelijke afzenders van post te bevragen op hun voorkeuren. Het doel van het SEO-onderzoek is het schatten van het overstapgedrag van zakelijke afzenders bij prijsstijgingen van postvervoer. Het betreft een zogenoemd stated preference onderzoek: de resultaten worden verkregen door zakelijke afzenders te vragen naar hun voorkeuren voor verschillende diensten. Voor het bepalen van de voorkeuren van de respondenten voor de verschillende kenmerken van postvervoerdiensten wordt ook gebruik gemaakt van een conjunct-onderzoek. Een conjunct-onderzoek is een onderzoeksmethode voor het meten, analyseren en voorspellen van klantreacties op nieuwe producten en diensten of nieuwe eigenschappen van bestaande producten en diensten. De meest gangbare variant van conjunct-onderzoek stelt respondenten bloot aan een keuze-experiment waarin wordt gevraagd herhaaldelijk een keuze te maken uit een aantal fictieve productprofielen. Een andere benaming voor dit type onderzoek is een vignettenanalyse. De conjunct-methode beoogt te voorkomen dat een vertekening en overschatting van het gedrag van respondenten optreedt bij – in dit geval – een prijsverhoging. Het conjunct-deel van het onderzoek vindt plaats door respondenten zes keer te laten kiezen tussen twee opties (twee diensten die op een vijftal kenmerken verschillen). Op die manier worden de voorkeuren van respondenten gemeten. De mogelijke overstap naar het digitaal verzenden van partijenpost of het stoppen met verzenden van partijenpost wordt buiten de conjunct-methode onderzocht via een ‘klassieke’ vraag in welke mate respondenten bij een prijsstijging van 10% van een bepaalde postvervoerdienst (bijvoorbeeld 24-uurs partijenpost) zouden overstappen op het digitaal verzenden van post (door middel van elektronische communicatiemiddelen) of zouden stoppen met verzenden. In de conjunct-methode is de mogelijke overstap naar digitaal verzenden die rechtstreeks aan zakelijke afzenders is gevraagd, gebruikt om te achterhalen hoeveel procent van het postvolume van een bepaald type postvervoerdienst wordt vervangen door de verschillende alternatieven. Om rekening te houden met de hypothetische bias wordt alleen overstap die respondenten zeggen ‘vrijwel zeker’ en ‘zeer waarschijnlijk’ te gaan doen, meegewogen. Overstap die respondenten kenschetsen als ‘waarschijnlijk’, onwaarschijnlijk of ‘zeer onwaarschijnlijk’ en ‘vrijwel uitgesloten’ (en respondenten die het ‘niet weten’) worden niet meegenomen. Dit is een veel gebruikte methode (de zogenaamde Likert schaal) om met een hypothetische bias om te gaan.
7.1.8Het SEO-onderzoek is voor de tarieven uitgegaan van de gemiddelde opbrengsten per poststuk. Een beperking hiervan is dat er geen correctie op is uitgevoerd om te komen tot een prijs op competitief niveau. De hypothese is dat de mate van concurrentie beperkt is waardoor het aannemelijk is dat de prijzen op een boven-competitief niveau liggen. Een andere beperking van de vignettenanalyse betreft de indirecte wijzen van bevragen van digitaal verzenden en niet meer verzenden bij een stijging van de prijzen van partijenpost. Deze vragen zijn direct gesteld aan respondenten en leiden tot een overschatting van de verwachte overstap van zakelijke afzenders naar diensten buiten postvervoer.
7.1.9ACM heeft het SEO-onderzoek en de resultaten hiervan vergeleken met andere bronnen. Ten eerste heeft ACM de overstappercentages uit het SEO-onderzoek, die zijn gebaseerd op stated preference, vergeleken met de daadwerkelijke overstappercentages in de laatste jaren (revealed preference). Het SEO-onderzoek voorspelt bij een prijsstijging van 10% een hoger overstappercentage van 40%. Het werkelijke overstapgedrag bij prijsstijgingen in de afgelopen jaren is veel lager dan de stated preference. Ten tweede heeft ACM de overstap die uit het SEO-onderzoek volgt, getoetst door die te vergelijken met de overstap die volgt uit internationale onderzoeken waarin de prijselasticiteit van postvervoerdiensten wordt gemeten. SEO verklaart dat de door hem bepaalde overstappercentages groter zijn dan die in andere onderzoeken uit het feit dat de meeste onderzoeken zijn gebaseerd op gerealiseerde prijs- en volumeontwikkelingen waarbij voor de verschillende postvervoerdiensten sprake is van een vergelijkbare (gecorreleerde) prijsontwikkeling. Het SEO-onderzoek is echter gericht op de voor marktafbakening relevante overstap (of prijselasticiteit) bij een prijsstijging van individuele postvervoerdiensten daar waar de prijzen van andere postvervoerdiensten gelijk blijven. SEO meet de overstap bij de prijsstijging van een individuele postvervoerdienst waar andere onderzoeken de overstap bij een gezamenlijke prijsstijging van alle postvervoerdiensten meten. Onderzoek dat wel rekening houdt met de onderlinge overstap tussen postvervoerdiensten, meet wel hogere prijselasticiteiten, hoewel toch beduidend lager (tussen de -0,8 en -3,5) dan de prijselasticiteiten uit het SEO-onderzoek (tussen de -2,9 en -4,6). Dit is ook een indicatie dat het SEO-onderzoek de mate van overstap aan de hoge kant schat. Op basis van werkelijke overstapcijfers van de afgelopen jaren acht ACM aannemelijk dat het overstappercentage veel lager ligt dan door SEO berekend en wel in de orde van 12%.
7.1.10ACM concludeert ten aanzien van de vraag of ook digitaal verzenden tot de verzameling diensten van partijenpost behoort, dat een critical loss analyse niet uitsluit dat digitaal verzenden niet tot de relevante productmarkt behoort. Als zodanig geeft de critical loss analyse geen uitsluitsel of digitaal verzenden al dan niet tot de relevante markt behoort. Al met al acht ACM de critical loss analyse onvoldoende betrouwbaar en robuust om vergaande conclusies op te baseren ten aanzien van de afbakening van de relevante productmarkt. ACM gebruikt voor de marktafbakening derhalve de eerste reguliere methode. Daarbij maakt ACM voor zover mogelijk gebruik van de uitkomsten uit het SEO-onderzoek. De marktanalyse heeft betrekking op het vervoer van geadresseerde nationale brievenbuspost. Ongeadresseerde poststukken en poststukken die niet door de brievenbus passen en/of daarin niet worden bezorgd. vallen hier derhalve buiten. Daarnaast is het onderscheid tussen de universele postdienst (UPD) met betrekking tot zendingen die in Nederland voor vervoer worden aangeboden en bezorgd – losse post ofwel post tegen enkelstukstarief – en postvervoerdiensten buiten de UPD met betrekking tot zendingen die in Nederland voor vervoer worden aangeboden en bezorgd – partijenpost ofwel post tegen speciale voorwaarden en tarieven – van belang. Deze marktanalyse richt zich op het vervoer van partijenpost en niet op de UPD. Partijenpost is vrijwel uitsluitend afkomstig van zakelijke afzenders. Het vervoer van partijenpost betreft het aanbod van een postvervoerbedrijf aan zakelijke afzenders om hun post te collecteren, te sorteren, te transporteren en vervolgens te bezorgen. Het aanbod aan vervoer van partijenpost verschilt in onder meer de bezorging binnen een overkomstduur ofwel servicekader (24-uurs, 48-uurs of 72+-uurs vervoer) en de hiermee verband houdende bezorgingtijdigheid, en naar de wijze van aanleveren van te vervoeren partijenpost (gecodeerd en gesorteerd aangeleverd bij een postvervoerbedrijf, ongecodeerd en ongesorteerd aangeleverde post bij een postvervoerbedrijf of het ophalen van partijenpost door een postvervoerbedrijf bij een zakelijke afzender). Daarnaast betreft het vervoer van partijenpost verschillende poststukken, zoals brieven, direct mail, periodieken en brievenbuspakjes.
7.1.11De afbakening van de relevante markt vindt plaats vanuit de diensten waarop zich potentiële mededingingsproblemen voordoen. De inventarisatie die begin 2014 op basis van de marktconsultatie onder marktpartijen is uitgevoerd, resulteerde in de conclusie dat een gesignaleerd mededingingsprobleem ligt in het risico dat PostNL de facto weigert om postvervoerbedrijven toegang te bieden tot zijn netwerk en bijbehorende faciliteiten voor 24-uurs partijenpost. Deze toegang is nodig omdat de concurrerende postvervoerbedrijven (nog) geen landelijk postvervoernetwerk hebben voor 24-uurs partijenpost. De partijenpost buiten hun eigen verzorgingsgebieden bieden deze postvervoerbedrijven bij PostNL aan voor verdere distributie en bezorging. Dit betreft hoofdzakelijk partijenpost met een overkomstduur van 24 uur die deze postvervoerbedrijven aanbieden aan hun eigen zakelijke klanten. Daarom is het startpunt voor de marktafbakening het vervoer van 24-uurs partijenpost. De potentiële mededingingsproblemen bij het vervoer van 24-uurs partijenpost strekken zich uit tot alle typen zakelijke afzenders. Voor de marktafbakening ziet ACM in termen van de kenmerken van het vervoer van 24-uurs partijenpost (en partijenpost in het algemeen) de overkomstduur als belangrijkste onderscheidende keuzefactor voor een nader onderscheid. Uit het onderzoek van SEO blijkt dat de overkomstzekerheid en de bezorging binnen het servicekader de belangrijkste keuzefactoren van zakelijke afzenders voor partijenpost zijn. Ook uit de vignettenanalyse van SEO volgt dat het servicekader en de hiermee verband houdende bezorgingtijdigheid de belangrijkste kenmerken van partijenpost zijn. ACM onderzoekt derhalve ten behoeve van de afbakening van de relevante productmarkt of er sprake is van een nader onderscheid naar overkomstduur en de hiermee verband houdende bezorgingtijdigheid.
7.1.12Voor de afbakening van de relevante productmarkt(en) onderzoekt ACM de volgende stappen. ACM onderzoekt eerst of er vanuit het startpunt voor de marktafbakening van 24-uurs partijenpost aanleiding is om een nader onderscheid naar overkomstduur te maken. Dit vertaalt zich derhalve in de vraag of 48-uurs en 72+-uurs partijenpost dermate veel concurrentiedruk op 24-uurs partijenpost uitoefenen dat zij behoren tot dezelfde relevante productmarkt. ACM concludeert dat dit het geval is.
7.1.13Vervolgens onderzoekt ACM of er aanleiding is om een nader onderscheid te maken naar zakelijke afzenders. Hierbij onderzoekt ACM of er bepaalde afnemersgroepen te onderscheiden zijn die van elkaar verschillen in behoeften, keuzes en het aanbod aan partijenpost. Uit het SEO-onderzoek volgt dat er drie typen zakelijke afzenders te onderscheiden zijn die een verschillend belang hechten aan de belangrijke kenmerken van partijenpost, zoals het servicekader of overkomstduur, maar ook aan de bezorgingtijdigheid en de wijze van aanlevering van post. SEO onderscheidt als type afzenders van partijenpost op basis van overstapbereidheid: kleinzakelijke afzenders met een jaarvolume tot en met 100.000 stuks, middenzakelijke afzenders met een jaarvolume tussen 100.000 tot en met 2.500.000 stuks en grootzakelijke afzenders met een jaarvolume van meer dan 2.500.000 stuks. Uit het SEO-onderzoek blijkt dat ten aanzien van de mate waarin zakelijke afzenders bereid zijn over te stappen bij prijsstijgingen de preferenties van deze drie typen zakelijke afzenders van post verschillen. ACM concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn om te concluderen dat er voor het vervoer van partijenpost een nader onderscheid naar kleinzakelijke, middenzakelijke en grootzakelijke afzenders gemaakt dient te worden.
7.1.14Wat betreft digitaal verzenden en de rol hiervan in de marktafbakening, ziet ACM als een relevant ijkpunt dat bij haar geen marktafbakeningen voor het vervoer van partijenpost bekend zijn waarbij digitaal verzenden tot de postmarkt wordt gerekend. Het digitaal verzenden van schriftelijke informatie door middel van het versturen van deze informatie via elektronische communicatienetwerken en applicaties kan tot op zekere hoogte als alternatief gezien worden voor postvervoer in de zin van het geheel van handelingen dat wordt verricht teneinde poststukken af te leveren van de afzender aan de geadresseerde. Het belang van elektronische substitutie voor postvervoer wordt benadrukt in diverse rapporten en heeft er in de afgelopen jaren mede voor gezorgd dat de omvang van het vervoer van brievenbuspost (fors) is afgenomen. De invloed van elektronische communicatiemiddelen op de volumes aan partijenpost is geen recente ontwikkeling. In het verleden is de invloed van economische activiteit en de aanwezigheid van elektronische communicatiemiddelen empirisch onderzocht en was er al sprake van een verband tussen elektronische communicatiemiddelen en de omvang van het postvervoer. Wel kan er worden gesteld dat de invloed van elektronische communicatiemiddelen in het recente verleden waarschijnlijk is toegenomen als gevolg van de verruimde mogelijkheden om elektronisch te communiceren.
7.1.15Het is een feit dat de postvolumes zijn gekrompen. Naar verwachting zullen de postvolumes de komende jaren nog verder krimpen. In het rapport van WIK Consult, “
Future scenario developments in the Dutch postal market”, van 21 december 2016 (WIK-rapport 2016), wordt uitgegaan van een daling van ongeveer 7% per jaar tot 2020. Voor de analyse van de concurrentie op de postmarkt is niet relevant in welke mate de omvang van het volume aan postvervoer krimpt of de komende jaren zal krimpen. De cruciale vraag is of het digitaal verzenden een substituut is voor het vervoer van 24-uurs partijenpost als gevolg van een significante en duurzame prijsverhoging van deze diensten vanaf een competitief prijsniveau. Dit komt neer op de vraag of de vraaguitval aan 24-uurs partijenpost het resultaat is van prijsstijgingen of van externe factoren die ervoor zorgen dragen dat een autonome migratie naar elektronische wijzen van het verzenden van informatie, los van prijsstijgingen plaatsvindt. In wetenschappelijk onderzoek is er vanuit theoretisch oogpunt op gewezen dat een vraaguitval door elektronische communicatiemiddelen niet betekent dat deze producten tot dezelfde relevante markten behoren als postvervoer en er geen sprake meer is van AMM. Er kan nog steeds sprake zijn van een machtspositie, maar dan op een beperktere schaal vanwege de krimp van de markt. Een andere invalshoek is wat een krimpend volume aan partijenpost betekent voor de marktafbakening als er sprake is van productmigratie. Hierbij moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat afnemers die nog niet gemigreerd zijn een inelastische vraag hebben, bijvoorbeeld omdat hun poststroom zich niet leent voor digitale alternatieven. Het bestaan van een dergelijke groep afnemers kan impliceren dat een significante en duurzame prijsverhoging vanaf het competitieve niveau winstgevend is. Een ander perspectief betreft de aannemelijkheid van een zekere mate van complementariteit tussen 24-uurs postvervoer en het digitaal verzenden van informatie. Er zijn voorbeelden dat voor groepen afzenders elektronische communicatie leidt tot een vergroting van de waarde van het gebruik van 24-uurs partijenpost doordat elektronische berichtenverkeer leidt tot een opvolgactie waarbij post wordt verzonden. ACM acht het aannemelijk dat er voor de overstap naar digitaal verzenden sprake is van een autonome migratie als gevolg van de trend van digitalisering die onafhankelijk is van prijsstijgingen voor 24-uurs partijenpost. Naar het oordeel van ACM is een prijsstijging van 10% te klein om de keuze voor post of de meer vergaande keuze om digitaal te gaan verzenden in grote mate te beïnvloeden. De invloed van prijsstijging voor postvervoer is hierbij niet een doorslaggevende factor voor de keuze om uiteindelijk over te gaan op digitale verzending. Een tweede constatering is het feit dat er grote niet-prijs gerelateerde verschillen tussen het digitaal verzenden en 24-uurs partijenpost bestaan die ervoor zorgen dat een prijsstijging van 24-uurs partijenpost geen tot vrijwel geen invloed heeft op de afname hiervan. Het digitaal verzenden van schriftelijke informatie door middel van het versturen via elektronische communicatienetwerken en applicaties betreft een wezenlijk andere dienst dan het vervoer van 24-uurs partijenpost. Uit een vergelijking van de belangrijkste kenmerken van 24-uurs partijenpost met die van digitaal verzenden blijkt dat er wat betreft de belangrijkste karakteristieken van deze diensten ook grote verschillen bestaan die van belang zijn voor de keuze voor het verzenden van informatie. Deze verschillen tussen fysiek en digitaal verzenden betreffen de frequentie van de dienst (één keer per dag, vijf dagen in de week, versus continu), de snelheid (de volgende dag versus direct) de betrouwbaarheid (betrouwbaar versus, afhankelijk van de vorm, redelijk betrouwbaar), de integriteit/vertrouwelijkheid (hoog vanwege het briefgeheim versus, afhankelijk van de vorm, van hoog tot tamelijk laag), de dekking (landelijk, namelijk iedere geadresseerde, versus vrijwel landelijk, namelijk gebruikers van elektronische media) en de toegankelijkheid (voor alle zakelijke afzenders beschikbaar versus afhankelijk van de wijze van digitaal verzenden en beschikbaarheid van middelen bij afzender en geadresseerde). Een relevante factor is verder de verwachting dat in het geval digitaal verzenden een substituut zou zijn voor 24-uurs partijenpost, dit prijsdruk oplevert. Uit het overzicht van de ontwikkeling van de gemiddelde opbrengst van partijenpost blijkt echter dat de prijzen voor 24-uurs zakelijke post zijn gestegen.
7.1.16Ten slotte is in het SEO-onderzoek gevraagd naar de gevolgen van een stijging van de prijzen van 24-uurs partijenpost op de vraaguitval naar digitaal verzenden (en het stoppen met verzenden). Respondenten in het onderzoek, zakelijke afzenders van partijenpost, kregen een directe vraag hoe waarschijnlijk zij zouden overstappen bij een prijsstijging uitgaande van hun huidige prijzen. Uit het onderzoek volgt dat 9 tot 13% van het volume zal wegvallen als gevolg van de stijging van de huidige prijzen van 24-uurs partijenpost met 10%. ACM acht deze vraaguitval dermate laag dat het onvoldoende ondersteuning vormt voor een verdere verruiming van de relevante productmarkt. Vanwege het reële risico op een cellophane fallacy geldt bovendien dat deze 9 tot 13% een overschatting is. ACM concludeert uit het bovenstaande dat het digitaal verzenden geen vraagsubstituut is voor 24-uurs partijenpost. Aanvullend hierop zou een critical loss analyse dit ook kunnen aantonen. De critical loss analyse is, gegeven het reële risico op de cellophane fallacy, echter onvoldoende robuust om een betrouwbare conclusie te kunnen trekken. Er dient naar het oordeel van ACM overtuigend bewijs te zijn om digitaal verzenden als vraagsubstituut te kwalificeren. Dat overtuigende bewijs ontbreekt. ACM neemt weliswaar een verschuiving waar van 24-uurs partijenpost naar digitale verzending, maar acht de migratie naar digitaal verzenden een autonoom proces dat het resultaat is van nieuwe en verbeterde mogelijkheden voor elektronische communicatie. Er is daarbij sprake is van een gebonden groep van zakelijke afzenders van 24-uurs partijenpost die bij prijsstijgingen van 24-uurs partijenpost niet zal overstappen op digitaal verzenden. Juist deze groep van zakelijke afzenders die momenteel in de markt zit, behoeft bescherming tegen hoge prijzen.