1.6In de ogen van verweerder bevatten de overige documenten geen emissiegegevens. Hij heeft geoordeeld dat het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen de andere daarbij in ogenschouw te nemen belangen en heeft besloten om de in bijlage 1 opgenomen documenten die niet zijn genoemd in bijlage 2 delen A en B niet openbaar te maken.
De inleidende beroepen en het verweer
2.1.1In haar aanvullend beroepschrift heeft [naam 1] verzocht om de gedeeltelijke weigering tot openbaarmaking wegens strijd met algemeen verbindende voorschriften en verschillende algemene beginselen van behoorlijk bestuur, te vernietigen en, onder meer, te bepalen dat verweerder:
“tot volledige openbaarmaking van alle informatie opgenomen in de studies en tests vermeld in de referentielijst van het bestreden besluit dient over te gaan;
de gebruikte ruwe monitoringsgegevens van imidacloprid bij de toelating van Merit Turf aan cliënte dient te verstrekken.”
2.1.2[naam 1] heeft daartoe, kortweg, in de eerste plaats, aangevoerd dat artikel 4, tweede lid, van de milieu-informatierichtlijn, aldus moet worden uitgelegd dat de omstandigheid dat de aanvrager van een toelating voor het op de markt brengen van een gewasbeschermingsmiddel of biocide die in de loop van de procedure voor de verkrijging van die toelating niet heeft verzocht om de informatie die in het kader van die procedure is overgelegd, vertrouwelijk te behandelen op grond van artikel 14 van richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (richtlijn 91/414), artikel 19 van richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (richtlijn 98/8), of de artikelen 33, vierde lid, en 63 van verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (verordening 1107/2009), er aan in de weg staat dat, als na afloop van die procedure door een derde een verzoek om toegang tot die informatie op grond van de milieu-informatierichtlijn wordt ingediend, de bevoegde autoriteit het verzet van de aanvrager tegen dit verzoek onderzoekt en dit verzoek in voorkomend geval op grond van artikel 4, tweede lid, eerste alinea, onder d, van die richtlijn afwijst omdat de openbaarmaking van die informatie afbreuk zou doen aan de vertrouwelijkheid van commerciële of industriële informatie.
2.1.3In de tweede plaats heeft [naam 1] betoogd, evenzeer kort weergegeven, dat verweerder bij de interpretatie van de begrippen “emissies in het milieu” en “informatie over emissies in het milieu”, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de milieu-informatierichtlijn, uitgaat van een te beperkte, met het toepasselijke Unierecht strijdige, betekenis.
2.1.4Tenslotte heeft [naam 1] zich op het standpunt gesteld dat verweerder een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt. Volgens [naam 1] heeft verweerder het belang dat studies en tests nog voor toelatingen gebruikt kunnen worden ten onrechte bij zijn afweging betrokken. Zowel omdat niet blijkt dat de studies en tests daarvoor nog bruikbaar zijn (ook niet specifiek in de Nederlandse situatie), omdat het gaat om verouderde studies en tests, omdat de hoogte van de investeringskosten er niet toe doet en omdat er nog steeds sprake is van “data gaps” (het College begrijpt: ontbrekende gegevens). Voorts stelt [naam 1] dat niet is gebleken dat er gegevensbescherming geldt en dat de toelatinghouder de intellectuele eigendomsrechten heeft op de studies en tests. Evenmin is volgens [naam 1] de vrees voor concurrentie aannemelijk gemaakt. Verder stelt [naam 1] zich op het standpunt dat studies waarvan de dataprotectie is verstreken zonder meer openbaar gemaakt moeten worden. Daarnaast stelt [naam 1] dat verweerder het aanbod van [naam 2] van een reading room ten onrechte een rol heeft laten spelen bij de belangenafweging. Tot slot stelt [naam 1] dat verweerder onvoldoende gewicht heeft gegeven aan het algemene belang van de studies en tests voor het doen van wetenschappelijk onderzoek naar de effecten op bijen en hommels en dat het ontbreken van peer reviews juist te meer tot openbaarmaking van de studies en tests noodzaakt.
2.2.1Het beroep van [naam 2] richt zich tegen de openbaarmaking van 35 van de 36 documenten, een van de twee presentaties waarvan verweerder tot openbaarmaking heeft besloten (zij heeft in de loop van de procedure te kennen gegeven geen bezwaar meer te hebben tegen openbaarmaking van het document onder nummer 36 van bijlage 2). In de eerste plaats heeft [naam 2] daartoe, kort weergegeven, aangevoerd dat verweerder had moeten nagaan of de gevraagde gegevens vallen onder een specifieke, uitputtende regeling die aan toepassing van artikel 4 van de milieu-informatie richtlijn in de weg staat.
2.2.2In de tweede plaats heeft [naam 2] , evenzeer kort weergegeven, aangevoerd dat verweerder bij de interpretatie van de begrippen “emissies in het milieu” en “informatie over emissies in het milieu”, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de milieu-informatierichtlijn, uitgaat van een te ruime, met het toepasselijke Unierecht strijdige, betekenis.
2.2.3Verder heeft [naam 2] zich op het standpunt gesteld dat verweerder, daar waar hij tot openbaarmaking heeft besloten, een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt en in ieder geval niet duidelijk maakt hoe hij de belangen heeft afgewogen. Zo stelt [naam 2] dat verweerder het belang bij bescherming van het auteursrecht zwaarder had moeten laten wegen dan het algemene belang bij openbaarmaking. Daarnaast stelt [naam 2] dat haar concurrentiepositie wordt geschaad door openbaarmaking van de documenten en dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar commerciële en industriële belangen. Voorts stelt [naam 2] dat verweerder het criterium of een studie gegevens over subletale effecten bevat ten onrechte van belang heeft geacht, omdat bij de beoordeling van een verzoek tot openbaarmaking van informatie het belang bij openbaarmaking een gegeven is, geabstraheerd van het belang van de verzoeker. Daarnaast bestrijdt zij het standpunt van verweerder dat kennisname door middel van een reading room per definitie geen rol kan spelen in de belangenafweging.
2.2.4[naam 2] voert verder aan dat verweerder ten onrechte heeft besloten de documenten integraal openbaar te maken in plaats van de informatie te splitsen en gedeeltelijk ter beschikking te stellen.
2.2.5Tot slot heeft [naam 2] zich op het standpunt gesteld dat de door verweerder gehanteerde wachtperiode voor openbaarmaking van de informatie van een week te kort is.
2.3.1Verweerder heeft tegen beide beroepen gemotiveerd verweer gevoerd. Verweerder heeft, samengevat weergegeven, uiteengezet dat en waarom hij meent een juiste uitleg te hebben gegeven aan het hier toepasselijke Unierecht. Voorts is verweerder van mening dat het bestreden besluit het resultaat is van een met het Unierecht in overeenstemming zijnde belangenafweging en dat het berust op een deugdelijke motivering.
2.3.2In dat verband heeft verweerder onder meer uiteengezet dat per studie een belangenafweging is gemaakt die is weergegeven in de bijlagen bij het bestreden besluit. In zijn algemeenheid geldt dat in de belangenafweging een rol spelen: intellectuele-eigendomsrechten/auteursrechten, dataprotectie en financiële/commerciële belangen (waaronder de investeringskosten, marktaandeel, concurrentienadeel doordat ook anderen van de gegevens gebruik zullen kunnen maken). Ten aanzien van de investeringskosten geldt dat deze, hoewel niet op studieniveau gespecificeerd en/of geconcretiseerd, wel door [naam 2] aannemelijk zijn gemaakt en in de belangenafweging zijn betrokken. Het door [naam 2] gevreesde omzetverlies is zodanig algemeen gesteld, dat verweerder dit aspect slechts een marginale rol heeft lagen spelen. De mogelijkheid om via een reading room kennis te nemen van de documenten heeft geen rol gespeeld bij de belangenafweging. De daaromtrent in een andere richting wijzende tekst in het bestreden besluit is het gevolg van een onjuiste overname van een deel van het advies van verweerders Adviescommissie voor de bezwaarschriften.