ECLI:NL:CBB:2013:BZ6769

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 13/210
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake openbaarmaking documenten door de Bijenstichting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 april 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van de Bijenstichting. De Bijenstichting had in 2011 en 2012 verzoeken ingediend tot openbaarmaking van documenten op basis van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het primaire besluit van 9 juli 2012, waarin de geheimhouding van 49 documenten werd gehandhaafd, werd door de Bijenstichting bestreden. De voorzieningenrechter heeft op 3 april 2013 de zaak behandeld, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De Bijenstichting stelde dat openbaarmaking van de documenten noodzakelijk was voor de aanvulling van haar bezwaarschriften tegen toelatingsbesluiten voor gewasbeschermingsmiddelen, en dat deze documenten ook van belang waren voor een maatschappelijk debat over bijensterfte. Verweerder, het College voor de Toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, betwistte dit en stelde dat de gevolgen van openbaarmaking onomkeerbaar zouden zijn.

De voorzieningenrechter beperkte zijn beoordeling tot de geheimhouding van de 49 documenten en oordeelde dat verweerder een juiste afweging had gemaakt tussen het publieke belang bij openbaarmaking en de commerciële belangen van de betrokken partijen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de Bijenstichting onvoldoende had aangetoond dat de documenten informatie bevatten over emissies in het milieu, en dat de geheimhouding van de documenten gerechtvaardigd was. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 13/210
32200 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 april 2013 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
stichting de Bijenstichting verzoekster
(gemachtigde: mr. L.J. Smale)
en
College voor de Toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Geerdink).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: BayerCropScience SA-NV (BCS), te Mijdrecht,
(gemachtigde: mr. E. Broeren)
Procesverloop
Bij besluit van 9 juli 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op de verzoeken van de Bijenstichting van 11 mei 2011 en 24 augustus 2011 tot openbaarmaking van documenten op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Bij op 19 maart 2013 bekend gemaakt besluit (bestreden besluit) heeft verweerder beslist op het bezwaar van de Bijenstichting tegen het primaire besluit. Verweerder handhaaft daarbij zijn beslissing tot, voor zover van belang, geheimhouding van 49 documenten. Op 1 april 2013 heeft verzoekster hiertegen beroep ingesteld en zij heeft ook een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2013. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Overwegingen
1.1 Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2 Voor zover de voorzieningenrechter een oordeel geeft over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in de bodemprocedure.
2.1 Verzoekster voert aan dat openbaarmaking van de 49 documenten nodig is voor de aanvulling van de gronden van haar bezwaarschriften tegen (gewijzigde) toelatingsbesluiten voor gewasbeschermingsmiddelen met als werkzame stof imidacloprid. In dit kader wil verzoekster de 49 documenten door haar deskundige laten beoordelen. Tevens wil verzoekster de 49 documenten betrekken in een maatschappelijk en wetenschappelijk debat over bijensterfte.
2.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het verzoek van de Bijenstichting verstrekkend en definitief van aard is en niet in een voorlopige voorziening dient te worden toegewezen. De gevolgen van openbaarmaking zijn onomkeerbaar. Verder voert verweerder aan dat een correcte selectie heeft plaatsgevonden van documenten die informatie bevatten over emissies in het milieu – waarvoor verweerder in het bestreden besluit tot openbaarmaking heeft besloten – en documenten die niet zien op emissies in het milieu. Voor laatstgenoemde categorie heeft verweerder op grond van een belangenafweging, waarin mede zijn betrokken de concurrentiebelangen van toelatinghouders, besloten tot geheimhouding van de documenten.
3.1 Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening hebben mede betrekking op informatie die - partijen zijn het daarover eens - niet bij verweerder, maar bij de Minister van Infrastructuur en Milieu aanwezig is. Op die informatie hebben de verzoeken van verzoekster van 11 mei 2011 en 24 augustus 2011 geen betrekking. De voorzieningenrechter beperkt zijn voorlopige beoordeling tot de geheimhouding van 49 documenten. Verweerder heeft immers alleen daarover beslist en mocht zich - gezien de inhoud van de verzoeken om openbaarmaking - ook daartoe beperken. Al het door verzoekster anders dan wel meer gevraagde ligt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter buiten de omvang van het door verzoekster ingestelde beroep.
3.2 Verweerder heeft onderscheid gemaakt tussen documenten die openbaar dienen te worden gemaakt en documenten die geheim dienen te blijven. Dit onderscheid heeft verweerder gemaakt met toepassing van de door verweerder voorgestane ruime uitleg van het criterium “emissies in het milieu”. De documenten die informatie bevatten over emissies naar het milieu moeten openbaar worden gemaakt (overwegend veldstudies) en de 49 documenten die geen informatie bevatten over emissies naar het milieu dienen geheim te blijven (overwegend laboratoriumstudies).
3.3 Verzoekster heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende weersproken dat de 49 documenten waarvan verweerder tot geheimhouding heeft besloten, geen informatie over emissies naar het milieu bevatten.
3.4 BCS heeft gemotiveerd gesteld dat de 49 documenten actuele commerciële waarde hebben. Verweerder heeft voor elk afzonderlijk document een – wellicht summier gemotiveerde –kenbare afweging gemaakt tussen enerzijds het publieke belang bij openbaarmaking en het specifieke belang van BCS bij geheimhouding. Verweerder heeft daarbij het belang van BCS laten prevaleren. Hetgeen verzoekster heeft gesteld biedt onvoldoende aanknopingspunten voor de inschatting dat de bodemrechter anders zal oordelen over geheimhouding van de 49 documenten. Mede in aanmerking genomen de onomkeerbaarheid van de gevolgen van openbaarmaking, wijst de voorzieningenrechter de gevraagde voorlopige voorziening af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 10 april 2013 door mr. R.C. Stam, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. van Santvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2013.
R.C. Stam J. van Santvoort
Afschrift verzonden aan partijen op: