ECLI:NL:CBB:2018:156
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van betalingsrechten uit de Nationale reserve voor jonge landbouwers en de vereisten voor blokkerende zeggenschap
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 april 2018, in de zaak tussen een maatschap en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, staat de toewijzing van betalingsrechten uit de Nationale reserve voor jonge landbouwers centraal. De appellante, een jonge landbouwer, had aanvragen ingediend voor toewijzing van betalingsrechten en extra betaling, maar deze aanvragen werden door de minister afgewezen. De minister stelde dat de jonge landbouwer geen daadwerkelijke en langdurige zeggenschap had over de maatschap, wat een vereiste is voor de toewijzing van de betalingsrechten.
De zaak omvatte meerdere besluiten van de minister, waaronder de afwijzing van de aanvraag voor betalingsrechten en de toewijzing van een beperkt aantal betalingsrechten. De appellante voerde aan dat de jonge landbouwer wel degelijk blokkerende zeggenschap had, maar het College oordeelde dat de afspraken binnen de maatschap niet op schrift waren gesteld ten tijde van de aanvraag. Dit was een belangrijke factor, aangezien de minister een coulancebeleid hanteert waarbij schriftelijke overeenkomsten binnen een bepaalde termijn als bewijs worden geaccepteerd.
Het College concludeerde dat de jonge landbouwer niet had aangetoond dat hij in de periode voorafgaand aan de aanvraag blokkerende zeggenschap had. Bovendien werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de omstandigheden in een andere zaak niet vergelijkbaar waren. Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.