ECLI:NL:CBB:2017:470
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.R. Winter
- H.O. Kerkmeester
- A. Venekamp
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van betalingsrechten uit de Nationale reserve voor jonge landbouwers en de eis van schriftelijke overeenkomst
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 december 2017, betreft het geschil de toewijzing van betalingsrechten uit de Nationale reserve voor jonge landbouwers. Appellante, een maatschap, had aanvragen ingediend voor toewijzing van deze rechten, maar de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft deze aanvragen afgewezen. De minister stelde dat de jonge landbouwer, die per 1 mei 2013 tot de maatschap was toegetreden, geen daadwerkelijke en langdurige zeggenschap had over de maatschap, wat een vereiste is voor de toewijzing van de betalingsrechten.
De appellante voerde aan dat de eis van een schriftelijke overeenkomst niet aan haar kon worden tegengeworpen, omdat deze eis niet in de Europese regelgeving voorkomt. Het College oordeelde echter dat de minister deze eis wel mocht stellen, aangezien het Unierecht geen specifieke regels bevat over hoe de jonge landbouwer zijn zeggenschap moet aantonen. Het College bevestigde dat de minister de eis van schriftelijkheid mocht hanteren, mits deze niet in strijd is met het gelijkwaardigheids- en doeltreffendheidsbeginsel van het Unierecht.
Het College concludeerde dat de maatschap niet had aangetoond dat de jonge landbouwer blokkerende zeggenschap had in de periode voorafgaand aan de aanvraag. De afspraken tussen de maten waren niet schriftelijk vastgelegd ten tijde van de aanvraag, en de later opgestelde overeenkomst werd niet geaccepteerd omdat deze meer dan negen maanden na de afspraken was opgesteld. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.