In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 maart 2018 uitspraak gedaan in de procedure tussen de voormalige besloten vennootschap Rubicon River B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep van Rubicon River B.V., die na het instellen van het beroep op 1 mei 2017 is ontbonden en opgehouden te bestaan. De minister had eerder de subsidie op nihil vastgesteld en het reeds betaalde voorschot van € 45.000 teruggevorderd. Rubicon River B.V. heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Het College overweegt dat de vennootschap op het moment van ontbinding geen baten meer had, waardoor zij volgens het Burgerlijk Wetboek is opgehouden te bestaan. Het College concludeert dat er geen procesbelang meer is bij de voortzetting van het beroep, aangezien de rechtspersoon niet meer bestaat. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en de proceskosten worden niet toegewezen.