ECLI:NL:CBB:2017:53
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- M.M. Smorenburg
- J.J. de Jong
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen boete voor overtreding van de Tabakswet door horecaondernemer
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [naam 1], een horecaondernemer die is beboet door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wegens overtreding van artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet. De boete van € 4.500,- werd opgelegd omdat de ondernemer niet voldoende maatregelen had getroffen om te voorkomen dat werknemers hinder ondervonden van roken door klanten. De ondernemer heeft tegen deze boete bezwaar aangetekend, maar de minister verklaarde het bezwaar kennelijk ongegrond. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van de ondernemer gegrond verklaard en de beslissing van de minister vernietigd, omdat de hoorplicht was geschonden. De minister heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 december 2016 heeft de ondernemer zijn standpunt toegelicht, waarbij hij betoogde dat de uitleg van de minister over wie als werknemer wordt aangemerkt, in strijd is met de wet. De minister heeft echter gemotiveerd verweer gevoerd en gesteld dat de bevindingen van de toezichthouder voldoende zijn om de overtreding vast te stellen. Het College heeft geoordeeld dat de ondernemer niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen werkgever was van de persoon die op het moment van de controle in de horeca-inrichting aanwezig was.
Het College heeft geconcludeerd dat de minister terecht heeft afgezien van een hoorzitting, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank heeft echter ten onrechte geoordeeld dat de hoorplicht was geschonden. Het College bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar oordeelt dat de minister in zijn besluitvorming niet onterecht heeft gehandeld. De uitspraak van het College is openbaar uitgesproken op 8 februari 2017.