In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de oplegging van een bestuurlijke boete van € 600,- wegens overtreding van artikel 11a van de Tabakswet. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Eiser, die een eenmanszaak exploiteert, had bezwaar gemaakt tegen de boete die was opgelegd na een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Tijdens deze inspectie werd geconstateerd dat er in zijn café werd gerookt en dat er een vrouw achter de bar werkte, die volgens de minister als werknemer moest worden aangemerkt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister ten onrechte eiser als werkgever heeft aangemerkt, omdat de vrouw in kwestie slechts incidenteel en onbezoldigd hand- en spandiensten verleende. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de Nota van Toelichting bij het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten, waarin wordt gesteld dat de tabakswetgeving een ruime uitleg van de begrippen werknemer en werkgever vereist. De rechtbank concludeert dat de vrouw niet als werknemer kan worden aangemerkt, omdat zij niet voldoet aan de definitie van werknemer in de Arbeidsomstandighedenwet. Hierdoor is eiser niet verplicht om een rookverbod in te stellen, en de rechtbank heeft het besluit van de minister herroepen. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.