In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op het hoger beroep van Koninklijke KPN N.V. en KPN B.V. tegen besluiten van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) die bestuurlijke boetes oplegden wegens het niet naleven van de non-discriminatieverplichting en transparantieverplichting zoals vastgelegd in de Telecommunicatiewet. De boetes waren opgelegd naar aanleiding van vier besluiten van ACM van 29 oktober 2013, die betrekking hadden op verschillende diensten van KPN. KPN heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 juni 2015, waarin de rechtbank de beroepen van KPN tegen de besluiten van ACM deels ongegrond verklaarde. Het College heeft de procedure en de relevante feiten en omstandigheden in detail beoordeeld, inclusief de argumenten van KPN dat de opgelegde boetes onevenredig waren en dat de transparantieverplichting niet was geschonden. Het College heeft geoordeeld dat KPN niet in strijd heeft gehandeld met de transparantieverplichting en heeft de boetes verlaagd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ACM om adequaat onderzoek te doen naar de feiten en omstandigheden rondom de opgelegde boetes en de verplichtingen die aan KPN zijn opgelegd. Het College heeft de besluiten van ACM vernietigd en de boetes verlaagd, waarbij het ook rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.