“3. Eiser betwist niet dat in 2013 de gebruiksnormen dierlijke meststoffen en fosfaat zijn overschreden met respectievelijk 410 en 323 kg. Eiser stelt zich echter op het standpunt dat sprake is van bijzondere omstandigheden op basis waarvan de boete zou moeten worden verlaagd. Daartoe heeft eiser aangevoerd dat hij geen agrarisch ondernemer is en dus geen bedrijf met een winstoogmerk voert, maar dat hij een particulier is die hobbymatig paarden houdt. Eiser heeft op verzoek van een varkenshouder in het kader van goed nabuurschap varkens-, waaronder zeugenmest (met een hoog fosfaatgehalte) op zijn land gebracht via een loonwerker, zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. Eiser had geen kennis met betrekking tot de Msw, zodat hij op de kennis en goede trouw van de leverancier en de loonwerker is afgegaan.
4. (…) De rechtbank stelt voorop dat ook het hobbymatig houden van paarden is aan te merken als “veehouderij” en dus als landbouw in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel g van de Msw. Het begrip “bedrijf” moet ruim worden uitgelegd, nu in artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel i van de Msw is bepaald dat onder “bedrijf” wordt verstaan, het geheel van productie-eenheden bestaande uit één of meer gebouwen of afgescheiden gedeelten daarvan en de daarbij behorende landbouwgrond, uitsluitend of onder meer dienende tot de uitoefening van enige vorm van landbouw, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden. Eiser heeft grasland en houdt paarden die mest produceren. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze activiteit worden gezien als enige vorm van landbouw. Uit de definitie volgt niet dat winstoogmerk een vereiste is om als bedrijf te worden aangemerkt. (…)
Uit het voorgaande volgt dat verweerder, nu vaststaat dat de gebruiksnormen zijn overschreden, op grond van artikel 51 van de Msw bevoegd was aan eiser een boete op te leggen.
(...)
6. Eiser heeft in het kader van zijn beroep tot matiging van de boete verder betoogd dat hij geen economisch voordeel heeft gehad van het op het land (doen) brengen van de mest. Eiser heeft in 2013 twee vrachten mest ontvangen, afkomstig van een buurman (varkenshouder), die door een loonwerker in het kader van goed nabuurschap op het grasland is gebracht.
Hoewel het niet hebben van economisch voordeel op zichzelf geen grond is tot matiging van de boete (…) ziet de rechtbank in die omstandigheid, bezien in samenhang met de overige omstandigheden waaronder de overtredingen zijn begaan, aanleiding de opgelegde boete te matigen.
Daartoe wordt overwogen dat verweerder niet betwist dat eiser geen vergoeding heeft gekregen voor het afnemen van de mest en dat de gemachtigde van verweerder ter zitting desgevraagd heeft toegelicht dat het enige economisch voordeel dat zou kunnen zijn genoten, zou kunnen bestaan uit een hogere grasopbrengst van het land.
(...)
Daarnaast acht de rechtbank van belang dat eiser voor de eerste keer de bepalingen van de Msw heeft overtreden en bij de controle alle medewerking heeft verleend, zodat verweerder op eenvoudige wijze de overtreding heeft kunnen vaststellen. Eiser heeft ook nimmer de overschrijdingen van de normen betwist.
Voorts heeft eiser van meet af aan aangegeven en ook nog eens ter zitting verklaard dat hij bereid is de overschrijding te compenseren door in de komende jaren in het geheel geen mest op het grasland te (doen) brengen.
Tegen de achtergrond van het gegeven dat eiser alleen paarden houdt voor zijn hobby, en de meeste paardenmest wordt afgevoerd, hetgeen verweerder niet heeft bestreden, maken de genoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien naar het oordeel van de rechtbank dat de opgelegde boetes van in totaal € 4.646,50 niet in verhouding staan tot de ernst en de verwijtbaarheid van de overtreding. De rechtbank acht een matiging van 50 % van de boete passend en geboden. (...)".