Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 oktober 2017 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats 1] , appellante,
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (Verordening 73/2009). Uit het gegevensbestand van verweerder is echter gebleken dat appellante weliswaar in 2013
€ 442,42 aan toeslagrechten toegekend heeft gekregen, maar geen rechtstreekse betaling van minimaal € 500,-, zodat appellante niet aan die voorwaarde voldoet. Actieve landbouwers die in 2013 geen rechtstreekse betaling hebben ontvangen kunnen alsnog in aanmerking komen voor toewijzing van betalingsrechten als ze tijdig een aanvraag hiervoor indienen en uiterlijk 15 mei 2013 ten minste 0,3 hectare fruit, groente, consumptie- en/of pootaardappelen of siergewassen hebben geteeld of een wijngaard van ten minste 0,3 ha hebben geëxploiteerd. Niet is gebleken dat appellante aan deze voorwaarde voldoet. Tot slot komen actieve landbouwers die in 2013 geen rechtstreekse betaling hebben ontvangen alsnog in aanmerking voor toewijzing van betalingsrechten als ze tijdig een aanvraag hiervoor indienen en nooit hebben beschikt over toeslagrechten in eigendom of gehuurd en wel uiterlijk 15 mei 2013 aantoonbaar bepaalde landbouwactiviteiten hebben verricht. Uit het gegevensbestand van verweerder is gebleken dat appellante in het verleden (2013 en 2014) toeslagrechten heeft gehad, zodat appellante evenmin aan deze voorwaarde voldoet.