In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 augustus 2017 uitspraak gedaan in het geschil tussen een appellant en de staatssecretaris van Economische Zaken over de vaststelling van de subsidiabele oppervlakte voor de GLB-inkomenssteun 2012. De appellant had zeven percelen opgegeven met een totale oppervlakte van 6,99 ha, maar de staatssecretaris had deze oppervlakte vastgesteld op 6,68 ha, wat leidde tot een lagere bedrijfstoeslag. Na bezwaar van de appellant werd de oppervlakte herzien naar 6,75 ha, maar de appellant was het niet eens met de afkeuring van enkele percelen en stelde dat de oppervlakte van perceel 1 en 7 ten onrechte kleiner was vastgesteld. Het College oordeelde dat de staatssecretaris de oppervlakte van de percelen niet voldoende had gemotiveerd en dat de appellant in zijn beroep de oppervlakte opnieuw aan de orde kon stellen. Het College vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de subsidiabele oppervlakte opnieuw vastgesteld moet worden. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 990,-.